H. Paus Johannes Paulus II - 1 mei 1985
Zie voor een overzicht van het grotere geheel waarin deze audiëntie-catechese is gehouden: Catecheses van de Paus tijdens de wekelijkse Algemene Audienties
Laat ons nu opnieuw samenvatten wat "geloven" betekent. Op een christelijke manier geloven betekent: door de Heilige Geest binnengeleid worden in de volle waarheid van de goddelijke Openbaring. Dat wil zeggen: een gemeenschap vormen van gelovigen die openstaan voor het woord van Christus' Evangelie. Zowel het ene als het andere is mogelijk voor elke generatie, omdat de levende overdracht van de goddelijke Openbaring, vervat in de Traditie en de Heilige Schrift, ongeschonden voortleeft in de Kerk, dank zij de bijzondere dienst van het Leergezag, in harmonie met de bovennatuurlijke geest van geloof van het godsvolk.
"Want de volledige boeken van het Oude zowel als van het Nieuwe Testament, met al hun delen, houdt onze Moeder de Kerk krachtens haar apostolisch geloof voor heilig en canoniek, omdat ze, onder ingeving van de Heilige Geest geschreven Vgl. Joh. 20, 31 Vgl. 2 Tim. 3, 16 Vgl. 2 Pt. 1, 19-21 Vgl. 2 Pt. 3, 15-16 , God tot auteur hebben en als zodanig aan de Kerk zijn overgeleverd" 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 11Om die heilige boeken samen te stellen heeft God als onzichtbare en transcendente auteur mensen uitgekozen; Hij maakte van hen met al hun vermogens en krachten gebruik, om hen in en door hen werkzaam al datgene wat Hij wilde, en dat alleen, als ware auteurs te boek te doen stellen". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 11 Met dat doel werkte de Heilige Geest in en door hen. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 11
In navolging van de heilige Chrysostomos drukt de Constitutie van de goddelijke Openbaring haar bewondering uit voor die bijzondere "welwillendheid", voor die bijna "wonderbare expressie" van de eeuwige Wijsheid. "Want Gods woorden, uitgedrukt in de talen van de mensen, zijn aan menselijk spreken gelijk geworden, zoals eenmaal het Woord van de eeuwige Vader, door het zwakke vlees van de mensheid aan te nemen, aan de mensen gelijk geworden is" 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 13
Het eerste principe is: "Aangezien God in de Heilige Schrift door mensen op menselijke wijze gesproken heeft, moet de schriftverklaarder, om te doorzien wat God ons heeft willen meedelen, aandachtig onderzoeken wat de gewijde schrijvers werkelijk hebben willen uitdrukken en wat God door hun woorden heeft willen bekendmaken". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 12
Daarom moet men bij de uitleg en dat is het tweede principe rekening houden met "de literaire genres". "Want de waarheid wordt op uiteenlopende manieren voorgesteld en uitgedrukt in de teksten die op verschillende wijze historisch zijn, profetisch, dichterlijk of van een ander genre". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 12 Wat de schrijver werkelijk uitdrukt, wordt afgeleid uit die literaire genres, die moeten beschouwd worden als de achtergrond, en die samenhangen met de omstandigheden van dat tijdperk en die bepaald cultuur.
En zo komen we tot een derde principe voor een juiste interpretatie van de Heilige Schrift: "Om juist te begrijpen wat de gewijde schrijver heeft willen beweren, moet men naar behoren letten zowel op de gewone wijzen van denken, spreken en handelen, die in zijn tijd in gebruik waren, als op de wijzen van uitdrukking die toentertijd gebruikelijk waren in het onderling verkeer van de mensen". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 12
Met "analogie van het geloof" bedoelen we de onderlinge samenhang van de afzonderlijke geloofswaarheden en het gehele plan van de goddelijke Openbaring met de volheid van de daarin vervatte goddelijke economie.
Die richtlijn is belangrijk en beslissend om de onderlinge samenhang te bepalen tussen exegese (en de theologie) enerzijds, en anderzijds het Magisterium van de Kerk. Het betreft hier een norm die in nauw verband staat met wat we reeds zegden over het doorgeven van de goddelijke Openbaring. Nog eens moet de nadruk gelegd worden op het feit, dat het Leergezag gebruik maakt van het werk van de theologen-exegeten en dat zij tegelijk waakt over de resultaten van hun studie. Want het Magisterium is geroepen om te waken over heel de waarheid, zoals die in de goddelijke Openbaring is vervat.