
Paus Benedictus XVI - 4 mei 2011
Dierbare broeders en zusters,
Vandaag wil ik een aanvang maken met een nieuwe serie catecheses. Na de onderrichten over de kerkvaders, over de grote theologen van de Middeleeuwen, over de grote vrouwenfiguren in de Kerk, wil ik nu een thema kiezen dat ons allen aan het hart ligt: het gebed, specifiek het christelijk gebed, het gebed dat Jezus ons geleerd heeft en wat de Kerk ons steeds voorhoudt. Door Jezus is de mens in staat om God te naderen met een diepgang en een intimiteit zoals tussen een vader en zoon. Zoals de eerste leerlingen, met een nederig vertrouwen, keren we ons naar de Meester en vragen we Hem: “Heer, leer ons bidden” (Lc. 11, 1)
In de komende catecheses en in navolging van de Heilige Schrift, de grote traditie van de Kerkvaders, de Meesters van de spiritualiteit en in navolging van de Liturgie, willen wij in een ‘gebedsschool’ leren de relatie met onze Heer meer intens te beleven. Wij weten eigenlijk wel dat het gebed niet zo vanzelfsprekend is: we moeten leren bidden alsof we steeds opnieuw deze kunst onder de knie moeten krijgen. Zelfs diegenen die reeds ver gevorderd zijn in hun geestelijk leven blijven de nood ervaren steeds in de leer te blijven gaan bij Jezus om authentiek te leren bidden. We ontvangen de eerste les van de Heer doorheen zijn voorbeeld. Het Evangelie beschrijft ons de voortdurende, intieme dialoog van Jezus met de Vader: het is een diepe verbintenis van diegene die op deze aarde is gekomen niet om zijn wil te doen, maar de wil van de Vader die hem gezonden heeft voor het heil van de mensen.