14 januari 2011
Soms, zoals in het geval van de pogingen om een oorlog tussen de Verenigde Staten en Irak te voorkomen, is een echt ‘vredesoffensief’ niet alleen nodig om mensenlevens te redden maar ook de toename van haat en waanzinnige ideeën over botsingen tussen beschavingen, of het nieuwe fenomeen van terrorisme op wereldschaal, een halt toe te roepen. Vandaar, de Nieuwjaarstoespraak aan het Corps diplomatique bij de Heilige Stoel en de onvergetelijke februari van 2002 met haar serie aan ontmoetingen van de Paus met diplomaten van de ‘eerste categorie’: J. Fischer (7 feb.); Tarek Aziz (14 feb); Kofi Annan (18 feb.); Tony Blair (22 feb.); José Maria Aznar en de afgevaardigde van Seyyed Mohammad Khatami, leider van de islamitische Republiek Iran (27 feb.); en tenslotte, vanwege de menselijk ondraaglijke situatie, de beslissing om Kardinaal Etchegaray op een speciale missie naar Baghdad (15 feb.) en Kardinaal Pio Laghi naar Washington (3-9 maart). De ‘pauselijke februari’ kwam tot een einde met de ontmoeting van Kardinal J. L. Tauran met de 74 ambassadeurs en diplomaten van over de hele wereld; als Secretaris voor Relaties met de Staten, de ‘Minister van Buitenlandse Zaken’ van de Paus, deed Kardinaal Tauran een oproep om oorlog te voorkomen, en herinnerde aan alles dat de Paus had gezegd in zijn ‘vredesoffensief’.