14 januari 2011
Na Vaticanum II, tijdens de pontificaten van Paulus VI en van Johannes Paulus II is de wijze van presenteren, en dus van de zelfpresentatie van het pausschap, vrij expressief geworden. Ter gelegenheid van het 25e jubileum van het pontificaat van Johannes Paulus II, gaf de Italiaanse minister van Buitenlandse Zaken in 2004 een boek uit met de titel ‘Ga uit in de wereld’. Giancarlo Zizola, een ‘vaticanist’ merkte op dat “het pausschap haar burgerschap in de wereld van de publieke zichtbaarheid heeft veroverd, brekend met het beleg van de marginalisatie van aanbidding waar het bij decreet van de seculiere maatschappij was gehouden, in naam van een militante visie van de liberale dogma van de Scheiding van Kerk en Staat” P. 17. Een Duitse historicus, de Jezuit Klaus Schatz, sprekende over Paulus VI en Johannes Paulus II, onderstreepte de betekenis van het ‘pausschap onderweg’ – in overeenstemming dus met Vaticanum II – meer op de wijze van een missionaire beweging dan als een statische pilaar van eenheid. Schatz verwijst naar de interpretatie van het pausschap als een uitdaging om “de broeders in het geloof te bevestigen” (Lc. 22, 32), tot op zekere hoogte gebonden aan structurele autoriteit, maar met een sterke spirituele en charismatische ondertoon, verbonden met de persoonlijke geloofwaardigheid en geworteld in God zelf.
Laten we een moment halt houden en Vaticanum II overwegen. De jonge aartsbisschop van Krakow was één van de meest actieve Concilievaders. Hij had een belangrijke bijdrage aan ‘Schema XIII’ dat de Pastorale Constitutie van het Concilie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Gaudium et Spes
Over de Kerk in de wereld van deze tijd
(7 december 1965), over de Kerk in de Wereld van deze Tijd, zou worden, en aan de Dogmatische Constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964). Dankzij zijn studies in het buitenland had Bisschop Wojtyla concrete ervaring met evangelisatie en de missie van de Kerk, in West-Europa en in andere werelddelen, maar bovenal met totalitair atheïsme in Polen en de andere landen van de ‘Sovjetblok’. Hij bracht al deze ervaring mee naar de debatten van het Concilie, die zeker salongesprekken waren, extreem beleefd maar zonder inhoud. Dit was een substantiële en bepalende poging om de dynamiek van het Evangelie in te voegen in het enthousiasme van het Concilie, geworteld in de overtuiging dat het Christendom in staat is een ‘ziel’ te bevoorraden voor de ontwikkeling van de moderniteit en de realiteit van de sociale en culturele wereld.
Dit alles was van nut in de voorbereiding voor de toekomstige verantwoordelijkheden van de Opvolger van Petrus. Zoals Johannes Paulus II zei, had hij zijn eerste encycliek, H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Redemptor Hominis
De Verlosser van de mensen
(4 maart 1979), in zijn hoofd, en bracht het vanuit Krakow mee naar Rome. Alles wat hij in Rome te doen had was al deze ideeën neerschrijven. In deze encycliek staat een brede uitnodiging aan de mensheid om de werkelijkheid van de Verlossing in Christus opnieuw te ontdekken:
“De mens (...) krijgt nooit inzicht in zichzelf, en zijn leven is zinloos als hem de liefde niet geopenbaard wordt, als hij de liefde niet ontmoet, als hij haar niet ondervindt en zich eigen maakt, als hij er niet levendig deel aan heeft. Daarom precies openbaart Christus, de Verlosser, de mens ten volle aan de mens zelf, zoals al gezegd. (...) De mens (vindt) de grootheid, de waardigheid en de eigenlijke waarde van zijn mens-zijn. In het mysterie van de Verlossing wordt de mens opnieuw “bevestigd” en in zekere zin herschapen. (...) Wie zichzelf ten diepste wil begrijpen mag daartoe geen genoegen nemen met de eerste de beste onvolledige, dikwijls oppervlakkige en zelfs louter schijnbare criteria en maatstaven van het eigen zijn; maar met zijn angst en onzekerheid, ook met zijn zwakheid en zondigheid, met zijn leven en zijn dood moet hij naar Christus gaan. Hij moet met heel zijn wezen als het ware in Christus binnentreden. Om zichzelf te vinden moet de mens zich de hele werkelijkheid van de Menswording en Verlossing “eigen maken” en ze in zich opnemen.” H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Verlosser van de mensen, Redemptor Hominis (4 mrt 1979), 10
“Deze vereniging van Christus met de mens is in zichzelf een mysterie waaruit de “nieuwe mens” wordt geboren, geroepen om deel te krijgen aan het leven van God”, opnieuw geschapen in Christus en verheven tot de volheid van de genade en de waarheid. (...) Deze kracht verandert het innerlijke van de mens als bron van een leven dat niet verdwijnt of verstrijkt, maar eeuwig duurt. (...) Dit leven is aan iedere mens door de Vader beloofd en aangeboden in Christus, (...) is de uiteindelijke vervulling van de roeping van de mens. Het is in zekere zin de vervulling van de “bestemming” die God in alle eeuwigheid de mens heeft toebedacht. Deze “goddelijke bestemming” volgt haar eigen weg door en over al het raadselachtige en onbekende, alle kronkelingen en bochten van de “menselijke bestemming” op deze aardse wereld heen. Immers, wanneer deze menselijke paden, ondanks de rijkdom van het aardse bestaan, onontkoombaar noodzakelijk uitlopen op de grens van de dood en de ontbinding van het menselijk lichaam, dan verschijnt voor ons Christus aan de overzijde van die grens: “Ik ben de verrijzenis en het leven. Wie in Mij gelooft ... zal in eeuwigheid niet sterven“.” H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Verlosser van de mensen, Redemptor Hominis (4 mrt 1979), 18