
Paus Johannes Paulus I - 27 augustus 1978
Eerbiedwaardige broeders,
geliefde zonen en dochters uit heel de katholieke wereld,
Door Gods geheimenisvolle en vaderlijke goedheid tot de zeer zware verantwoordelijkheid van het pausschap geroepen, willen wij u allen begroeten. Wij wensen dat die groet onmiddellijk moge worden verstaan door alle mensen ter wereld die op dit ogenblik naar ons luisteren en die wij, volgens de leer van het Evangelie, uitsluitend als vrienden en broeders beschouwen. Voor u allen dus heil, vrede, barmhartigheid en liefde: 'De genade van de Heer Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de Heilige Geest zij met u allen' (2 Kor. 13, 13).
We gaan nog gebukt onder het besef tot welk ontzagwekkend ambt wij zijn verkoren. Evenals de heilige Petrus lijkt het ook ons alsof we onze voeten op de wankele golven hebben gezet, en door een felle wind heen en weer geschokt roepen wij evenals hij tot de Verlosser: 'Heer, red mij' (Mt. 14, 30). Maar ook wij hebben Christus' manende doch vriendelijke stem ons moed in horen spreken: 'Kleingelovige, waarom heb je getwijfeld?' (Mt. 14, 31). Wanneer de menselijke krachten voor die zware taak alleen niet volstaan, zal de hulp van de almachtige God, die de kerk door generaties mensen heen tussen zoveel geschillen en tegenslagen door verder leidt, ook ons, nederige en jongste Servus servorum Dei, niet ontbreken. Hand in hand met Christus als het ware en op Hem steunend zetten wij ons aan het stuur van het schip, dat de Kerk is. Het is een sterk en veilig schip, zelfs als het stormt, want de Zoon van God is erin aanwezig, die de bron en oorsprong is van troost en zege. Zoals de heilige Augustinus met een beeld dat de oude vaders dierbaar was, zegt: het schip van de kerk heeft geen reden tot vrezen want het wordt door Christus geleid: 'Al wordt het schip heen en weer geschud, het blijft een schip. Alleen dat schip draagt de leerlingen en neemt Christus op. Op zee loopt het gevaar, maar zonder het zouden we onmiddellijk omkomen'. H. Augustinus, Preken, Sermones. 75, 3; PL 38, 475 Alleen op dat schip valt heil te vinden: sine illa peritur!
Door dat geloof gesterkt gaan wij verder. Volgens zijn onfeilbare belofte zal Gods hulp ons niet ontbreken: 'Ziet Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld' (Mt. 28, 20). Uw eensgezinde vriendschap en uw aller spontane medewerking zullen de last van onze dagelijkse taak verlichten. Daarom aanvaarden wij die ontzaglijke verantwoordelijkheid in het besef dat de katholieke Kerk onvervangbaar is, dat haar geweldige geestelijke kracht een waarborg van vrede en orde is en dat zij als zodanig in de wereld tegenwoordig is en door de mensen over de hele aarde wordt erkend. De weerklank die zij dag in dag uit bij de mensen oproept, getuigt ervan dat zij ondanks alles in het hart van de mensen leeft, ook van hen die niet met haar waarheden instemmen en haar boodschap niet aanvaarden. Zoals het Tweede Vaticaans Concilie verklaart, breidt (de Kerk) zich tot alle streken uit, treedt zij in de geschiedenis van de mensen binnen en blijft zij toch tevens boven de tijden en de grenzen van de volkeren verheven. Dwars door de beproevingen en de wederwaardigheden heen schrijdt zij voort, gesterkt door de kracht van Gods genade, die haar door de Heer werd beloofd. Zo is zij bij machte om in de zwakheid van het vlees niet van de oprechte trouw af te wijken, maar de waardige bruid van haar Heer te blijven. Dank zij de werking van de Heilige Geest houdt zij niet op zichzelf te vernieuwen, tot zij door het kruis het licht bereikt dat geen ondergang meer kent 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 9. Volgens Gods plan is 'de vergadering van hen die gelovend naar Christus opzien als naar de bewerker van het heil en het beginsel van eenheid en vrede' door Hem tot Kerk gemaakt 'om voor allen en ieder afzonderlijk het zichtbare sacrament te zijn van deze heil brengende eenheid'.
In dit licht zetten wij ons met al onze lichamelijke en geestelijke krachten geheel en al in voor de universele zending van de Kerk, hetgeen zoveel betekent als in dienst van de hele wereld willen staan, namelijk in dienst van de waarheid, de rechtvaardigheid, de vrede, de eendracht en de samenwerking binnen de naties en de samenwerking tussen de volkeren. Op de eerste plaats sporen wij de zonen van de Kerk aan om zich hun verantwoordelijkheid van dag tot dag meer bewust te worden: 'Gij zijt het zout der aarde, gij zijt het licht der wereld' (Mt. 5, 13-14). De gelovigen dienen hun onderlinge twisten te overwinnen en niet toe te geven aan de verleiding om de tendensen, gebruiken en verlokkingen van deze wereld te volgen; verenigd in een liefdeband, die vorm moet geven aan het innerlijke leven van de Kerk en aan de vormen van uiterlijke tucht die haar eigen zijn, dienen de gelovigen klaar te staan om ten overstaan van de wereld getuigenis af te leggen van hun geloof, 'altijd bereid tot verantwoording aan al wie u rekenschap vraagt van de hoop die in u leeft' (1 Pt. 3, 15).
Bij dit gemeenschappelijk streven naar het opwekken van verantwoordelijkheidsgevoel en naar het oplossen van de brandende vraagstukken van deze tijd, is het de taak van de Kerk de wereld dat 'supplementum animae' te geven dat door zovelen wordt gevraagd en dat als enige in staat is heil te brengen. Dat verwacht de wereld van vandaag; zij weet immers heel goed dat de schitterende perfectie waartoe wetenschap en techniek haar hebben gebracht, thans een grens heeft bereikt waarachter een duistere afgrond schuilgaat. De mens wordt heden ten dage namelijk in de verleiding gebracht Gods plaats in te nemen en beslissingen te nemen met voorbijgaan van de morele wetten, zodat het gevaar dreigt dat hij de aarde tot een woestijn maakt, de persoon tot een automaat en de broederlijke gemeenschap tot een dwangmatige, geplanificeerde collectiviteit, en dat er vaak dood wordt gebracht waar God juist leven wil. Terwijl de Kerk bewondert en met liefde volgt wat het menselijk verstand voortbrengt, wil zij de wereld, die naar leven en liefde dorst, daarom vrijwaren van de gevaren die haar bedreigen. Het Evangelie spoort al haar kinderen aan om hun krachten, ja hun leven, in dienst te stellen van hun broeders, in de liefde van Christus: 'Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden' (Joh. 15, 13).
Op dit plechtige ogenblik willen wij al wat wij zijn en alles waartoe wij in staat zijn, in dienst stellen van dat verheven doel, en dat tot onze laatste snik, in het bewustzijn van de taak die Christus zelf ons heeft toevertrouwd: 'Versterk uw broeders' (Lc. 22, 32).
Bij de vervulling van deze zware taak worden wij geholpen door de dierbare herinnering aan onze voorgangers wier welwillendheid en onversaagde kracht ons bij het pausschap tot voorbeeld zullen strekken. In het bijzonder denken wij aan de pastorale resultaten van de pausen van de jongste tijd, zoals Pius XI, Pius XII en Johannes XXIII, die een onuitwisbare indruk hebben nagelaten door hun wijsheid, hun toewijding, hun goedheid en hun liefde jegens de Kerk en de wereld in deze verwarde, maar prachtige tijd. Maar onze gevoelens en verering gaan vooral uit naar onze onmiddellijke voorganger, de zeer betreurde Paus Paulus Vl. Zijn overhaaste dood, die de mensen verstomd heeft doen staan, geheel in de lijn van de profetische daden waardoor zijn onvergetelijk pontificaat zo uitblonk, heeft een juist licht geworpen op de grootheid van gemoed van deze schitterende en nederige mens, die de Kerk de laatste vijftien jaar ondanks geschillen en tegenslagen tot een buitengewone uitstraling heeft weten te brengen en die door zijn geweldige, onvermoeibare, van geen oponthoud wetende werkkracht het Tweede Vaticaans Concilie in daden heeft weten om te zetten en in de wereld de vrede, de tranquillitas ordinis, heeft weten te bewaren.
Wij stellen ons ten doel het program dat voor zijn pontificaat kenmerkend was, voort te zetten, in het voetspoor dat door de grootmoedige herder Johannes XXIII onder instemming van zovele mensen is getrokken:
Zeer geliefde broeders en zonen,
op dit voor ons beangstigende uur, waarop wij echter tegelijk door goddelijke beloften worden gesterkt, willen wij een groet richten tot al onze zonen; wij zouden willen dat ze allemaal hier tegenwoordig waren, zodat wij hen zouden kunnen zien en omhelzen, hen zouden kunnen sterken, vertrouwen zouden kunnen geven en hen om begrip en gebeden voor ons zouden kunnen vragen.
Allen groeten wij:
Mensenbroeders van heel de wereld!
Allen hebben wij tot plicht de wereld meer rechtvaardigheid, tot een duurzamer vrede en tot een oprechter samenwerking te brengen; daarom vragen en smeken wij allen, vanaf de meest nederige sociale lagen, die het collectieve netwerk van de naties uitmaken, tot en met degenen die verantwoordelijkheid dragen voor het bestuur van de volkeren, om op doeltreffende en 'verantwoorde' wijze naar de instelling van een nieuwe, rechtvaardiger en oprechter wereldorde te streven.
Een dageraad van hoop komt op over de wereld, ook al dreigt een dichte duisternis met schichten van haat, bloed en oorlog doorkliefd, deze af en toe te verhullen; de nederige plaatsbekleder van Christus, die bevend doch vertrouwvol zijn ambt aanvaardt, staat geheel en al klaar om de kerk en de burgerlijke samenleving zonder enig onderscheid van ras of ideologie te dienen, in de hoop dat er een helderder en kalmer dag voor de wereld moge aanbreken. Alleen Christus kan het licht doen opgaan zonder dat het weer ondergaat, omdat Hij de 'zon van gerechtigheid' is (Mal. 3, 20); maar Hij vraagt om ons aller medewerking. Wat ons betreft zullen wij Hem niet in de steek laten.
Wij vragen al onze zonen om ons door hun gebed te helpen, omdat wij daar zoveel vertrouwen in hebben. Vertrouwvol verlaten wij ons op Gods hulp; nu Hij ons tot het ambt heeft geroepen om Hem op aarde te vertegenwoordigen, zal Hij ons zijn almachtige genade niet onthouden. De allerheiligste maagd Maria, de koningin van de apostelen, zal de schitterende ster zijn van ons pontificaat.
Moge de heilige Petrus, 'de grondslag van de Kerk' H. Ambrosius van Milaan, Expositio Evangelii secundum Lucam. IV 70; CSEL 32, 4, p. 175, ons door zijn voorspraak en door het voorbeeld van zijn onoverwinlijk geloof en van zijn menselijke grootmoedigheid steunen. De heilige Paulus zij ons tot leidsman; met een apostolisch vuur, dat alle volkeren van de wereld omhelst, zullen wij hem volgen. Onze patroonheiligen mogen ons genadig bijstaan.
Tenslotte schenken wij de wereld in de naam van de Vader, van de Zoon en van de Heilige Geest onze eerste en zeer hartelijke apostolische zegen.