
Paus Benedictus XVI - 13 april 2011
Dierbare broeders en zusters,
Tijdens de algemene audiënties van de twee laatste jaren hebben de figuren van een groot aantal mannelijke en vrouwelijke heiligen ons vergezeld: we hebben hen van meer nabij leren kennen en begrijpen dat heel de Kerkgeschiedenis getekend is door deze mannen en vrouwen, die door hun geloof, liefde en leven voor zo vele generaties lichtbakens geweest zijn, ook voor ons. Heiligen manifesteren op verschillende manieren de krachtige en omvormende aanwezigheid van de Verrezene; zij hebben hun leven zo geheel door Christus laten grijpen dat zij met de heilige Paulus kunnen zeggen: “Ikzelf leef niet meer, Christus is het die leeft in mij” (Gal. 2, 20). Hun voorbeeld volgen, hun voorspraak inroepen, met hen in gemeenschap treden, “verbindt ons met Christus, van wie alle genade en het leven van het volk van God zelf als uit hun bron en oorsprong voortvloeien” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 50. Aan het einde van deze catechesecyclus, zou ik enkele gedachten over heiligheid willen aanreiken.