H. Paus Johannes Paulus II - 24 februari 1980
Want het ministerieel of hiërarchisch priesterschap, het priesterschap dus van de bisschoppen en de priesters, met aan hun zijde de bediening van de diakens - bedieningen die gewoonlijk beginnen met de verkondiging van het evangelie - is inderdaad ten nauwste verbonden met de eucharistie. Daar ligt de voornaamste en hoogste bestaansreden van het sacrament van het priesterschap, dat immers tegelijk met de eucharistie en in eenheid met haar is ingesteld. Vgl. Concilie van Trente, 22e Zitting - Over het allerheiligst Misoffer, Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio (17 sept 1562), 15 Het is dan ook niet zonder reden dat de woorden 'blijft dit doen om Mij te gedenken', worden uitgesproken onmiddellijk na de consecratie, en dat wij ze iedere keer wanneer wij het heilig offer vieren, precies zo herhalen. Vanwege dit gebod van de Heer herinnert een Ethiopische liturgie eraan dat de apostelen "voor ons patriarchen, aartsbisschoppen, priesters en diakens hebben aangesteld om de rite van uw heilige kerk te celebreren van uw heilige Kerk": Anaphora S. Athanasii: Prex Eucharistica, Haenggi-Pahl, Fribourg (Zwitserland) 1968, blz. 183.
Door onze wijding, waarvan de viering al volgens het alleroudste liturgische getuigenis verbonden geweest blijkt te zijn met de viering van het misoffer, H. Hippolytus, Traditio Apostolica. nos. 2-4, ed. Botte, Munster-Westfalen 1963, pp. 5-17 is er een bijzondere en zelfs uitzonderlijke band ontstaan tussen ons en de eucharistie. In zekere zin bestaan wij 'uit haar' en 'voor haar', terwijl wij bovendien bepaalde verantwoordelijkheden hebben 'aangaande haar'. Dit geldt zowel van iedere priester afzonderlijk in zijn gemeenschap, alsook van iedere bisschop krachtens de zorg over alle gemeenschappen die hem zijn toevertrouwd, op grond namelijk van die 'zorg voor alle kerken' waarover sint Paulus spreekt. (2 Kor. 11, 28) Het is derhalve aan ons, bisschoppen en priesters, dat dit 'mysterie van het geloof' op de eerste plaats is toevertrouwd. Inderdaad is het eveneens aan het volk van God als geheel geschonken, en aan iedere christen-gelovige afzonderlijk, maar speciaal aan ons is de eucharistie toevertrouwd voor de anderen. Deze anderen verwachten van ons een bijzonder getuigenis van verering en liefde jegens dit sacrament, zodat ook zij gesticht en aangemoedigd worden, en in staat gesteld om 'geestelijke offers te brengen'. (1 Pt. 2, 5)
Zo vormt dus onze verering van de eucharistie - hetzij bij de viering van de mis, hetzij jegens het verheven sacrament - iets als een stimulerende kracht die ons ministerieel of hiërarchisch priesterschap verbindt met het algemeen priesterschap van de gelovigen en dit laat zien in zijn zogenaamde 'verticale dimensie', dat wil zeggen in zijn eigenlijke en allereerste kracht en betekenis. Zijn voornaamste taak vervult de priester wanneer hij de eucharistie viert: daar toont hij zich in de volheid van zijn priesterschap; Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 28 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 2.5 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 39 en dit des te meer in de mate dat hij dit mysterie de kans geeft in heel zijn diepte zichtbaar te worden, zodat alleen dit mysterie - door zijn bediening heen - hart en geest van de mensen verlicht. Hierin ligt de hoogste uitoefening van het 'koninklijk priesterschap', 'de oorsprong en het hoogtepunt van heel het christelijk leven'. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 11
Deze verering richt zich tot God, de Vader, door Jezus Christus in de Heilige Geest. Op de eerste plaats richt zij zich tot de Vader die, zoals in het Evangelie van de heilige Johannes staat, 'zozeer de wereld heeft liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat al wie in Hem gelooft niet verloren zal gaan, maar eeuwig leven zal hebben'. (Joh. 3, 16) Het is interessant te zien hoe deze woorden gebruikt worden in de liturgie van de H. Johannes Chrysostomus direct voor de Consecratiewoorden om deze te introduceren. Vgl. La divina Liturgia del nostro Padre Giovanni Crisostomo, Roma-Grottaferrata 1967, pp. 104f.
Maar ook richt deze verering zich in de Heilige Geest tot de mensgeworden Zoon, volgens heel het verloop van het heilsplan, vooral echter in dat moment van zijn opperste toewijding en zelfgave, waarnaar de woorden verwijzen die Hij sprak in de zaal van het laatste avondmaal: 'dit is mijn lichaam dat voor u gegeven wordt'... 'dit is de kelk van mijn bloed dat voor u wordt vergoten'. Vgl. Mt. 26, 26-28 Vgl. Mc. 14, 22-25 Vgl. Lc. 22, 18-20 Vgl. 1 Kor. 11, 23-5 zie ook de Eucharistische gebeden De acclamatie die daar in de liturgie op volgt - 'Heer Jezus, wij verkondigen uw dood' - verplaatst ons precies naar dat moment, en met de verkondiging van zijn verrijzenis die daarop aansluit, richten wij ons in diezelfde act van verering tevens op de verrezen Christus die verheerlijkt is en die zal wederkomen in heerlijkheid'. Niettemin vormt juist zijn vrijwillige ontlediging, die aan de Vader welgevallig was en in de verrijzenis verheerlijkt is, en die tegelijk met de verrijzenis sacramenteel gevierd wordt, het motief Hem te aanbidden als de Verlosser, die 'gehoorzaam is geworden tot de dood, tot de dood aan een kruis'. Vgl. Fil. 2, 8
Maar onze aanbidding heeft nog een andere bijzondere eigenschap. Zij is immers doordrongen van de grootheid van deze menselijke dood, waarin de gehele wereld, dat wil zeggen: ieder van ons, 'tot het uiterste toe' (Joh. 13, 1) bemind is. Zij vormt daar tevens een antwoord op, waarin wij deze liefde die zich tot aan de dood op een kruis geofferd heeft, proberen te vergelden. Zij vormt onze 'eucharistia', dat wil zeggen: onze dankzeggingen onze lofprijzing voor het feit dat wij door zijn dood zijn vrijgekocht en door zijn verrijzenis deel kregen aan zijn onsterfelijk leven.
Deze verering, die zich derhalve richt op de Drie-eenheid van Vader, Zoon en Heilige Geest, begeleidt en doordringt op de allereerste plaats de viering van de eucharistische liturgie. Maar zij dient de ruimte van onze kerken ook te vullen buiten de tijden dat daar de mis gevierd wordt. Want omdat het eucharistisch mysterie uit liefde is ingesteld en Christus voor ons sacramenteel tegenwoordig doet zijn, is het onze dankbaarheid en onze verering altijd waardig. Wij behoren dan ook iedere keer dat wij bij het allerheiligst Sacrament komen, van deze verering blijk te geven, zowel wanneer wij onze kerken bezoeken, alsook wanneer de heilige Communie naar de zieken wordt gebracht en aan hen wordt uitgereikt.
De aanbidding van Christus in dit Sacrament, dient echter tevens haar uitdrukking te krijgen in velerlei vormen van eucharistische vroomheid: in persoonlijk gebed voor het allerheiligst Sacrament, in aanbiddingsuren, door de uitstelling van het Allerheiligste voor korte of langere tijd of ook jaarlijks (in het veertigurengebed), in het Eucharistisch Lof, in Sacramentsprocessies en Eucharistische Congressen. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Homilie, In het Phoenix Park te Dublin (29 sept 1979), 7 Vgl. Congregatie voor de Riten, Over de Eredienst van de Eucharistie, Eucharisticum Mysterium (25 mei 1967) Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Rituale Romanum, De sacra communione et cultu mysterii eucharistici extra Missam (21 juni 1973) Met name dient hier vermeld te worden het Hoogfeest 'van het Lichaam en Bloed van Christus' (Sacramentsdag), als een act van openbare verering jegens Christus die in de Eucharistie tegenwoordig is, waarvan mijn voorganger Urbanus IV heeft gewild dat die zou gebeuren ter herinnering aan de instelling van dit grote Mysterie. Vgl. Paus Urbanus IV, Bul, Instelling van Sacramentsdag, Transiturus de hoc mundo (11 aug 1264). Aemilii Friedberg, Corpus lulris Canonici, Pars II. Decretalium Collectiones, Leipzig 1881, pp. 1174-1177; Studi eucharistici, VII Centenario della Bolla 'Transiturus,' 1264-1964, Orvieto 1966, pp. 302-317 Dit alles stemt ten volle overeen met de algemene beginselen en de bijzondere normen die al sinds lang van kracht zijn, maar die door het Tweede Vaticaans Concilie en daarna opnieuw werden uitgevaardigd. Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie, Mysterium Fidei (3 sept 1965) Vgl. Congregatie voor de Riten, Over de Eredienst van de Eucharistie, Eucharisticum Mysterium (25 mei 1967) Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Rituale Romanum, De sacra communione et cultu mysterii eucharistici extra Missam (21 juni 1973)
Waar de verering van de Eucharistie met enthousiasme verbreid en met ijver verdiept wordt, daar wordt het bewijs geleverd van die echte vernieuwing die het Concilie zich ten doel gesteld had en waarmee het zich hoofdzakelijk heeft beziggehouden. Dit is iets, eerbiedwaardige en dierbare broeders, dat onze aparte aandacht verdient. Immers de kerk en de wereld hebben de verering van de Eucharistie hard nodig! Laten wij niet zuinig zijn met onze tijd als het erom gaat bij Hem samen te komen in aanbidding, in een beschouwend gebed dat vol geloof is en tevens bereid om de zware schulden en misdaden van de wereld goed te maken. Dat onze aanbidding toch nooit ophoude.
Het is aan het Concilie te danken dat wij ons opnieuw levendig bewust geworden zijn van deze waarheid: zoals de Kerk 'de eucharistie maakt', zo maakt de eucharistie ook de kerk; H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Verlosser van de mensen, Redemptor Hominis (4 mrt 1979), 20 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 11 Zie ook also, noot 57 van het Schema II van de Dogmatische Constitutie "Lumen Gentium", in Acta Synodalia Sacrosancti Concilii Oecumenici Vaticani 11, vol. II, periodus 2a, pars I, openbare sessie II, pp. 251f Vgl. H. Paus Paulus VI, Motu Proprio, Oprichting van de Synode van Bisschoppen voor de universele Kerk, Apostolica Sollicitudo (15 sept 1965) Vgl. Henri de Lubac, Méditation sur L’Eglise een waarheid die nauw samenhangt met het mysterie van Witte Donderdag. De kerk werd immers als de nieuwe gemeenschap van het volk Gods gesticht in de gemeenschap van die twaalf Apostelen die bij het Laatste Avondmaal onder de gedaanten van brood en wijn deel kregen aan het Lichaam en Bloed van de Heer. Christus had hun gezegd: 'neemt en eet...', 'neemt en drinkt'. Toen zij van hun kant gehoor gaven aan deze opdracht van Hem, traden zij als eersten binnen in die sacramentele gemeenschap of 'communie' met de Zoon van God die onderpand is van eeuwig leven. Van dat ogenblik af tot aan het einde der tijden bouwt de Kerk zichzelf op door diezelfde communie met de Zoon van God, een communie die onderpand is van een eeuwig Pasen.
Dierbare en eerbiedwaardige broeders in het Bisschopsambt, als leraren en behoeders van de heilzame waarheid aangaande de Eucharistie, dienen wij deze betekenis en dimensie van de sacramentele ontmoeting en intimiteit met Christus altijd en overal te bewaren. Die maakt immers het wezen uit van de verering van de Eucharistie. De betekenis van de hierboven uiteengezette waarheid vermindert overigens geenszins, maar versterkt integendeel juist het karakter van de Eucharistie als een geestelijke toenadering en eenwording van de mensen die de nemen aan het offer, dat vervolgens bij de communie voor hen tot een gastmaal wordt. In deze toenadering en eenwording, waarvan de samenkomst van de Apostelen rond Christus bij gelegenheid van het Laatste Avondmaal het prototype is, drukt de Kerk zich juist uit en verwerkelijkt zij zich.
Maar de Kerk verwerkelijkt zich niet louter in deze samenkomst van mensen, noch alleen in die ervaring van broederschap waar de Eucharistische maaltijd aanleiding toe geeft. De Kerk verwerkelijkt zich pas wanneer wij die broederlijke gemeenschap en samenkomst het offer vieren van Christus' kruis, wanneer wij 'de dood des Heren verkondigen totdat Hij komt', (1 Kor. 11, 26) en vervolgens wanneer wij, diep doordrongen van het mysterie van ons heil, samen als gemeenschap tot de tafel des Heren naderen om op sacramentele wijze gevoed te worden met de vruchten van dit Heilig Offer van verzoening. In de Eucharistische gemeenschap of 'communie' ontvangen wij derhalve Christus, Hemzelf; en het is onze vereniging met Hem - een aan ieder persoonlijk geschonken gave en genade - die maakt dat wij, in Hem, tevens worden ingevoegd in de eenheid van zijn Mystiek Lichaam dat de Kerk is. Alleen zij, dat wil zeggen: op grond van een dergelijk geloof en vanuit zo'n geestelijke gesteltenis, komt die opbouw van de Kerk tot stand die inderdaad, volgens de bekende uitdrukking van het Tweede Vaticaans Concilie, in de Eucharistie 'haar bron en hoogtepunt' vindt. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 11 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 10 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 5 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk, Christus Dominus (28 okt 1965), 30 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 9 Deze waarheid, die door diezelfde Algemene Synode nadrukkelijk in een nieuw licht is geplaatst, Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 26 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 15 moet dan ook vaak onderwerp zijn van onze overwegingen en van heel ons onderricht. Daarmee dient elke pastorale onderneming gevoed te worden, en ook voor onszelf moeten wij er voedsel uit halen, evenals voor alle priesters die met ons samenwerken, en tenslotte voor alle gemeenschappen die aan onze zorgen zijn toevertrouwd. Zo moet in de praktijk van het kerkelijk leven bijna bij iedere stap duidelijk die nauwe band aan het licht treden tussen enerzijds de geestelijke en apostolische vitaliteit van die Kerk, en anderzijds de Eucharistie, verstaan in haar diepste betekenis en wel volgens al haar aspecten. This is what the Opening Prayer of Holy Thursday asks for: "We pray that in this Eucharist we may find the fullness of love and life": Missale Romanum, ed. typica altera 1975, p. 244; also the communion epiclesis of the Roman Missal: "May all of us who share in the body and blood of Christ be brought together in unity by the Holy Spirit. Lord, remember your Church throughout the world; make us grow in love": Eucharistic Prayer II: ibid., pp. 458f.; Eucharistic Prayer III, p. 463.
Alvorens ertoe over te gaan dit onderwerp van de viering van het Allerheiligst Offer meer in detail te bespreken, wil ik eerst nog eens in het kort onderstrepen hoe de verering van de Eucharistie de ziel vormt van heel het Christelijk leven. Het Christelijk leven vindt immers haar vervulling in het onderhouden van het grootste gebod, dat van de liefde tot God en de naaste. Welnu, die liefde vindt haar bron juist in het Allerheiligst Sacrament, wat dan ook meestal het sacrament van de liefde wordt genoemd.
De Eucharistie betekent deze liefde, waardoor zij er de gedachtenis van is; zij stelt haar tegenwoordig en brengt haar telkens tot stand. Telkens wanneer wij welbewust deelnemen aan de Eucharistie, wordt voor onze ziel iets van die onpeilbare liefde ontsloten waarin alles vervat ligt wat God voor de mensen gedaan heeft en nog onophoudelijk blijft doen, volgens dat woord van Christus: 'Mijn Vader is voortdurend aan het werk, en ook Ik houd niet op met werken'. (Joh. 5, 17) Tegelijk met deze onnaspeurlijke en om niet geschonken gave van de geopenbaarde liefde - geopenbaard namelijk tot het uiterste toe in het heilbrengende offer van de Zoon van God, waarvan de Eucharistie het onuitwisbaar teken is - wordt in ons hart een antwoord van wederliefde verwekt. Wij hebben de liefde immers niet alleen leren kennen, maar beginnen ook zelf lief te hebben. Wij betreden om zo te zeggen de weg van de liefde en maken daar vervolgens vooruitgang op. Uit de Eucharistie wordt in ons de liefde geboren, en dank zij haar krijgt zij diepere wortels en wordt zij sterker.
Daarom is de verering van de Eucharistie werkelijk een uiting van deze liefde die het ware en diepste kenmerk is van de Christelijke roeping. Deze verering vloeit immers voort uit die liefde waartoe wij allemaal in Christus Jezus geroepen zijn, terwijl zij haar tevens bevordert. Cf. Prayer after communion of the Mass for the Twenty-second Sunday in Ordinary Time: "Lord, you renew us at your table with the bread of life. May this food strengthen us in love and help us to serve you in each other": Missale Romanum, ed. cit., p. 361. Bovendien is het een levende vrucht van deze verering, dat het beeld van God dat wij in ons dragen, en dat beantwoordt aan het beeld dat Christus ons heeft geopenbaard, erdoor tot volmaaktheid komt. Zo worden wij aanbidders van de Vader 'in geest en waarheid', (Joh. 4, 23) en groeien wij naar een steeds vollediger eenheid met Christus; wij raken steeds hechter met Hem verbonden en, als ik mij zo mag uitdrukken, worden, steeds meer solidair met Hem.
De leer over de Eucharistie als teken van eenheid en band van liefde, zoals sint Paulus die heeft overgeleverd, Vgl. 1 Kor. 10, 17 Vgl. H. Augustinus, In Iohannis Evangelium Tractatus. 31, 13; PL 35, 1613 Vgl. Concilie van Trente, 13e Zitting - Decreet over het Sacrament van de Eucharistie, Sessio XIII - Decretum de SS. Eucharistia (11 okt 1551), 24 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 7 is na hem uitgediept in de geschriften van zeer veel heiligen die ons aldus levendige voorbeelden verschaffen van verering van de Eucharistie. Dit moeten wij voortdurend voor ogen houden, en er ons tegelijkertijd voor inzetten dat ook onze generatie aan die bewonderenswaardige voorbeelden uit het verleden enkele nieuwe toevoegt, die niet minder levendig en welsprekend zijn en die bij de omstandigheden passen waar wij vandaag de dag in leven.
De Eucharistie in haar waarachtige betekenis wordt uit zichzelf al een scholing in daadwerkelijke liefde jegens de naaste. Wij weten immers dat daarin het ware en volledige liefdesgebod is gelegen dat de Heer ons geleerd heeft: 'hieruit zullen allen kunnen opmaken dat gij mijn leerlingen zijt: als gij de liefde onder elkaar bewaart'. (Joh. 13, 35) Tot deze liefde worden wij op een nog veel indringender manier opgevoed door de Eucharistie, die ons immers heel duidelijk laat zien hoe belangrijk in Gods ogen iedere mens is, onze broeder en zuster: voor ieder afzonderlijk geeft Christus zich in gelijke mate onder de gedaanten van brood en wijn. Wil derhalve onze verering van de Eucharistie waarachtig zijn, dan dient zij ons in toenemende mate bewust te maken van de waardigheid van iedere mens afzonderlijk. Het besef van die waardigheid wordt dan vervolgens het krachtigste motief bij de bepaling van onze houding jegens de naaste.
Wij dienen ook uitermate gevoelig te zijn voor alle leed en ellende onder de mensen, voor elke vorm van onrecht en onrechtvaardigheid onder hen, en naar wegen te zoeken om er daadwerkelijk iets aan te doen. Laten wij leren nauwlettend oog te hebben voor de waarheid omtrent de innerlijke mens, want juist deze innerlijke mens wordt het woonvertrek van God die in de Eucharistie aanwezig is. In het hart van onze broeders en zusters komt Christus, Hij bezoekt hun gewetens. Wat verandert niet het beeld dat wij van allen en van iedere mens afzonderlijk hebben, wanneer wij ons van deze dingen bewust worden en ze in onze overwegingen tot ons laten doordringen! Gevoel voor het Eucharistisch Mysterie brengt ons tot liefde voor de naaste, ja tot liefde voor iedere mens. This is expressed by many prayers of the Roman Missal: the Prayer over the Gifts from the Common, "For those who work for the underprivileged"; "May we who celebrate the love of your Son also follow the example of your saints and grow in love for you and for one another": Missale Romanum, ed. cit., p. 721; also the Prayer after Communion of the Mass "For Teachers": "May this holy meal help us to follow the example of your saints by showing in our lives the light of truth and love for our brothers": ibid., p. 723; cf. also the Prayer after Communion of the Mass for the Twenty-second Sunday in Ordinary Time, quoted in note 22.
De Eucharistie is dus de bron waaraan de liefde ontspringt. Zij heeft dan ook altijd als het ware het centrum gevormd van het leven van de leerlingen van Christus. Omdat zij de gedaante heeft van brood en wijn, dat wil zeggen van voedsel en drinken, is zij de mens wat dat betreft even vertrouwd en even nauw met zijn leven verbonden als eten en drinken. Bij de eredienst van de Eucharistie komt dan ook de verering van God, die de liefde zelf is, voort uit die innige vertrouwelijkheid waarin Hijzelf net zoals voedsel en drank, onze geestelijke natuur doordringt en haar doet leven. Een dergelijke 'Eucharistische' verering van God komt derhalve ten nauwste overeen met zijn eigen heilsplan. De Vader zelf immers wil dat de 'ware aanbidders' (Joh. 4, 23) Hem zó aanbidden, en het is Christus die deze wil vertolkt heeft, zowel in zijn woorden alsook door dit Sacrament, dat ons in staat stelt de Vader zo te aanbidden als het meest met diens wil overeenkomt. Uit een dergelijk begrip van de eredienst van de Eucharistie, vloeit vervolgens heel de sacramentele vormgeving van het leven van de Christenen voort. Wanneer immers een Christen een leven leidt dat gegrondvest is op de sacramenten en dat bezield wordt door het algemeen priesterschap, dan betekent dit op de eerste plaats dat hij ernaar verlangt dat God zelf, die in hem werkt, hem in de Geest zal brengen tot 'de gehele omvang van de volheid van Christus'. (Ef. 4, 13) God van zijn kant raakt de Christen echter niet alleen doorheen de uitwendige gebeurtenissen en door zijn inwendige genade, maar werkt met grotere zekerheid en kracht in hem door de sacramenten. Deze verlenen aan heel zijn leven als Christen een sacramenteel karakter.
Van alle sacramenten is het echter de Eucharistie die zijn initiatie als Christenmens tot voltooiing brengt, en die aan zijn uitoefening van het algemeen priesterschap dat sacramentele en kerkelijke aspect verleent dat haar, zoals ik reeds heb aangeduid, Vgl. Concilie van Trente, 22e Zitting - Over het allerheiligst Misoffer, Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio (17 sept 1562), 15 verbindt met het ministeriële priesterschap. Derhalve vormt de eucharistische eredienst het middelpunt en het uiteindelijke doel van heel zijn sacramentele leven. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 9.12 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 5 Steeds klinken daarin, als een diepe echo, de sacramenten door van de Christelijke initiatie: het Doopsel en het Vormsel. Want waar komt die waarheid dat wij niet alleen 'zonen van God genoemd worden' maar het krachtens het sacrament van het doopsel 'ook werkelijk zijn', (1 Joh. 3, 1) beter tot uitdrukking dan juist in het feit dat wij in de Eucharistie deel krijgen aan het Lichaam en Bloed van Gods eniggeboren Zoon? Wat bereidt er ons meer op voor 'ware getuigen van Christus' 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 11 te zijn ten overstaan van de wereld - waarin de uitwerking bestaat van het sacrament van het Vormsel - dan juist de Eucharistische Communie, waarin Christus voor ons getuigenis aflegt en wij voor Hem?
Het is niet mogelijk hier afzonderlijk en meer in bijzonderheden het verband te onderzoeken tussen de Eucharistie en de andere sacramenten, met name wat betreft het sacrament van het gezinsleven en dat van de zieken. In de encycliek H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Redemptor Hominis
De Verlosser van de mensen
(4 maart 1979) heb ik trouwens al gewezen op de nauwe band tussen het Sacrament van de Boete en de Eucharistie Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Verlosser van de mensen, Redemptor Hominis (4 mrt 1979), 20. Niet alleen brengt het sacrament van de boete tot de Eucharistie, maar evenzeer stimuleert de Eucharistie tot het sacrament van de boete. Want als wij ons er echt rekenschap van geven wie wij in de Eucharistische Communie ontvangen, dan welt in ons bijna spontaan een gevoel van onwaardigheid op, tegelijk met spijt over onze zonden en een innerlijke behoefte aan zuivering.
Maar wij zullen ons er steeds voor dienen te hoeden dat deze verheven ontmoeting met Christus in de Eucharistie niet verwordt tot een oppervlakkige gewoonte, en dat wij Hem niet onwaardig ontvangen, dat wil zeggen: niet met een zware zonde belast. Wij hebben dus de praktische beoefening van de deugd van boetvaardigheid en het sacrament van de boete ten zeerste nodig, teneinde in ons die gesteltenis van verering te ondersteunen en levend te houden, die een mens aan God en aan zijn zo bewonderenswaardig geopenbaarde liefde verschuldigd is.
Hetgeen tot hiertoe gezegd werd, is bedoeld als een uiteenzetting van enkele meer algemene beschouwingen met betrekking tot de verering van het eucharistisch mysteries beschouwingen die overigens nog verder ontwikkeld zouden kunnen worden. Met name zou wat ik gezegd heb over de uitwerking van de Eucharistie op onze liefde voor de medemens, nog in verband gebracht kunnen worden met wat ik zojuist benadrukt heb over de verplichtingen die men door de Eucharistische Communie op zich neemt jegens de mensen en de Kerk. Van daaruit zou dan vervolgens een beeld te schetsen zijn van die 'nieuwe aarde' (2 Pt. 3, 13) die vanuit de Eucharistie ontstaat door middel van iedere 'nieuwe mens'. (Kol. 3, 10)
In dit sacrament van brood en wijn, van voedsel en drinken, ondergaat immers al het menselijke inderdaad een bijzondere omvorming en verheffing. De verering van de Eucharistie is dan ook niet zozeer een verering van de ontoegankelijke transcendentie als wel van de welwillende goedheid van God, terwijl zij tegelijkertijd een barmhartige en verlossende omvorming is van de wereld in het hart van de mensen.
Door dit alles hier, zij het kort en bondig, ter sprake te brengen wil ik een bredere context scheppen voor die onderwerpen die ik hierna nog moet behandelen, want ook die hangen ten nauwste samen met de viering van het allerheiligst sacrament. In die viering immers komt de verering van de Eucharistie in haar meest eigenlijke zin tot uitdrukking: een verering die uit het diepst van het hart komt als een allerkostbaarste lofprijzing, ingegeven door het geloof, de hoop en de liefde die in ons hart zijn uitgestort bij het Doopsel. Vooral hierover wilde ik u, eerbiedwaardige en dierbare broeders in het Bisschopsambt, en met u tevens de priesters en de diakens in deze brief schrijven. De heilige congregatie voor de sacramenten en de goddelijke eredienst zal in aansluiting hieraan nog met nauwkeuriger aanwijzingen komen.