• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
Het sacrale karakter

De viering van de Eucharistie, begonnen in 'de Bovenzaal' met het Laatste Avondmaal, heeft een lange geschiedenis, even lang als de geschiedenis van de Kerk zelf. In de loop van die geschiedenis zijn er weliswaar bepaalde veranderingen in aangebracht wat betreft de bijkomstige elementen, maar het wezen van het Mysterie, zoals dit tijdens het Laatste Avondmaal door de Verlosser van de wereld is ingesteld, is onveranderd gebleven. Ook het Tweede Vaticaans Concilie heeft een en ander veranderd, waardoor de huidige liturgie van de mis enigermate afwijkt van de vorm van de mis die voor het Concilie heeft gegolden. Maar het is hier niet mijn bedoeling over die verschillen te gaan spreken. Beter is het om stil te staan bij datgene wat onveranderlijk tot het wezen van de liturgie van de Eucharistie behoort.

Met dit wezenlijke hangt immers nauw het karakter samen van de Eucharistie als 'sacrum', dat wil zeggen: als heilige en sacrale handeling. Zij is een heilige en sacrale handeling, want degene die in haar aanwezig is en handelt, is Christus, 'de heilige van God', (Lc. 1, 34)(Joh. 6, 69)(Hand. 3, 14)(Openb. 3, 7) die gezalfd is door de Heilige Geest, (Hand. 10, 38)(Lc. 4, 18) 'door de Vader geheiligd' (Joh. 10, 36) om vrijwillig zijn leven te geven en weer terug te nemen, Vgl. Joh. 10, 17 de 'hogepriester van het nieuwe verbond'. (Hebr. 3, 1)(Hebr. 4, 15) Hijzelf immers, in wiens persoon de celebrant optreedt, doet zijn intrede in het heiligdom en verkondigt daar zijn Evangelie. Zelf is Hij vervolgens 'tegelijkertijd de offerende alsook degene die als offergave wordt opgedragen, zowel degene die consacreert alsook degene die geconsacreerd wordt'.As was stated in the ninth-century Byzantine liturgy, according to the most ancient codex, known formerly as Barberino di San Marco (Florence), and, now that it is kept in the Vatican Apostolic Library, as Barberini Greco 366 f. 8 verso, lines 17-20. This part has been published by F.E. Brightman, Liturgies Eastern and Western, I. Eastern Liturgies, Oxford 1896, p. 318, 34-35. Heilig en sacraal is deze handeling want daarin staan de heilige gedaanten centraal, de 'Sancta sanctis', dat wil zeggen: 'de heilige zaken - Christus, de heilige - die aan de heiligen gegeven worden', zoals bijna alle liturgieën van het Oosten zingen op het moment dat het Eucharistisch brood omhooggeheven wordt om de gelovigen uit te nodigen tot de maaltijd des Heren.

Het sacrale karakter van de mis is derhalve niet zoiets als een 'sacralisering', dat wil zeggen: een menselijke toevoeging aan de handeling van Christus in 'de Bovenzaal'. Want het Avondmaal op die Witte Donderdag is zelf een heilige rite geweest, een allereerste en grondleggende liturgie waarin Christus zelf beloofde voor ons zijn leven te zullen geven en op sacramentele wijze het mysterie van zijn lijden en verrijzenis heeft gevierd, dat als het ware het hart is van elke mis. Voortkomend uit deze liturgie bezitten onze vieringen van de mis uit zich reeds een volledige liturgische vorm die, ofschoon voor elke afzonderlijke rite verschillend, toch in wezen steeds hetzelfde blijft. Het 'sacrum' van de mis is met andere woorden een door Hemzelf ingestelde sacraliteit. In de woorden en de handelingen van iedere priester, waaraan de bewuste en actieve deelneming beantwoordt van heel de Eucharistie-vierende gemeenschap, klinken de woorden en handelingen van het Laatste Avondmaal als een echo door.

Het allerheiligst Offer wordt door de priester 'in persona Christi' opgedragen, wat méér betekent dan alleen maar 'in naam van Christus' of 'in plaats van Christus'. Dat het 'in persona' opgedragen wordt, betekent: in die heel speciale, sacramentele vereenzelviging met de 'hogepriester in eeuwigheid', Opening Prayer of the Second Votive Mass of the Holy Eucharist: Missale Romanum, ed. cit., p. 858. die zelf de eigenlijke bewerker en de handelende hoofdpersoon is bij dit, zijn offer. Daarin kan werkelijk niemand Hem vervangen. Immers, Hij alleen, alleen Christus was en is nog steeds waarachtig en zeker in staat 'al onze zonden goed te maken en ... die van de hele wereld'. (1 Joh. 2, 2)(1 Joh. 4, 10) Alleen zijn offer, en niet dat van een ander kon en kan nog steeds verzoenende kracht hebben voor het aanschijn van God, voor het aanschijn van de allerheiligste Drie-eenheid, ten overstaan van zijn alles overtreffende heiligheid. Van hieruit, uit het bewustzijn van deze werkelijkheid, valt vervolgens licht op de aard en betekenis van de priester-celebrant: deze immers wordt, wanneer hij het Allerheiligste Offer opdraagt en handelt 'in persona Christi', op sacramentele (en tegelijk onuitsprekelijke) wijze binnengeleid en ingevoegd in het hart zelf van dit 'sacrum', waarin hij op zijn beurt, geestelijk, al degenen betrekt die aan de Eucharistische samenkomst deelnemen.

Aan dit 'sacrum', dat in verschillende liturgische vormen wordt voltrokken, kan soms het een of ander bijkomstig aspect ontbreken, maar waar het op geen enkele manier van beroofd mag worden dat is van zijn wezenlijk sacrale karakter en van zijn sacramentaliteit, want die zijn door Christus zelf gewild en worden door de Kerk doorgegeven en beheerd. Evenmin mag dit 'sacrum' voor andere doeleinden worden misbruikt. Wanneer het Eucharistisch mysterie wordt ontdaan van zijn karakter als sacrament en offer, dan houdt het eenvoudigweg op als zodanig te bestaan. Het verdraagt geen enkele 'profane' nabootsing, wat heel gemakkelijk, (ja zelfs bijna altijd), uitloopt op een profanisering. Dit is iets waaraan altijd herinnerd moet worden, maar misschien vooral in onze tijd, waarin wij de tendens constateren om het onderscheid tussen 'het heilige' en het 'profane' op te heffen, en waarin (althans op sommige plaatsen) de tendens tot desacralisering wijd verbreid is.

Op de Kerk rust in deze omstandigheden de plicht dit 'sacrum' van de Eucharistie veilig te stellen en te bevestigen. In onze maatschappij, waaraan het pluralisme eigen is en die zelfs vaker bewust een geseculariseerde levenswijze volgt, krijgt ditzelfde 'sacrum' zijn burgerrecht bovendien van het levende geloof van de Christelijke gemeenschap, dat wil zeggen van een geloof dat zich bewust is van zijn rechten ten overstaan van hen die niet hetzelfde geloof delen. Aan de plicht om ieders geloof te eerbiedigen, beantwoordt immers het tegelijkertijd natuurlijk en burgerlijk recht op zowel gewetens- als godsdienstvrijheid.

In het theologisch en liturgisch spraakgebruik heeft het sacrale karakter van de Eucharistie haar uitdrukking gevonden, en nog steeds wordt het daarin uitgedrukt. We speak of the divinum Mysterium, the Sanctissimum, the Sacrosanctum, meaning what is sacred and holy par excellence. For their part, the Eastern churches call the Mass raza or mysterion, hagiasmos, quddasa, qedasse, that is to say "consecration" par excellence. Furthermore there are the liturgical rites, which, in order to inspire a sense of the sacred, prescribe silence, and standing or kneeling, and likewise professions of faith, and the incensation of the Gospel book, the altar, the celebrant and the sacred species. They even recall the assistance of the angelic beings created to serve the Holy God, i.e., with the Sanctus of our Latin churches and the Trisagion and Sancta Sanctis of the Eastern liturgies. Dit gevoel voor de objectieve sacraliteit van het Eucharistisch mysterie is dermate constitutief voor het geloof van het volk Gods, dat het er steeds door verrijkt en versterkt wordt. For instance, in the invitation to receive communion, this faith has been so formed as to reveal complementary aspects of the presence of Christ the Holy One: the epiphanic aspect noted by the Byzantines ("Blessed is he who comes in the name of the Lord: The Lord is God and has appeared to us". La divina Liturgia del santo nostro Padre Giovanni Crisostomo, Roma Grotta ferrata 1967, pp.136f.); the aspect of relation and union sung of by the Armenians Liturgy of St. Ignatius of Antioch: "Unus Pater sanctus nobiscum, unus Filius sanctus nobiscum, unus Spiritus sanctus nobiscum" Die Anaphora des heiligen Ignatius von Antiochien, libersetzt von A. Rucker, Oriens Christianus, 3 ser., 5 (1930), p. 76); and the hidden heavenly aspect celebrated by the Chaldeans and Malabars (cf. the antiphonal hymn sung by the priest and the assembly after Communion: F.E. Brightman, op. cit., p. 299. De bedienaren van de Eucharistie moeten zich daarom, met name in onze tijd, laten inspireren door de volheid van dit levende geloof, en in het licht daarvan dienen zij al wat krachtens de wil van Christus en de Kerk deel uitmaakt van hun priesterlijke bediening, te verstaan en te volbrengen.

Document

Naam: DOMINICAE CENAE
Het Mysterie en de Eredienst van de Heilige Eucharistie - Brief aan de Bisschoppen bij gelegenheid van Witte Donderdag 1980
Soort: H. Paus Johannes Paulus II - Brief
Auteur: H. Paus Johannes Paulus II
Datum: 24 februari 1980
Copyrights: © 1980, Libreria Editrice Vaticana / Stichting Verkondiging, Roermond
Vert.: Past. Chr. v. Buijtenen, pr.
Bewerkt: 14 oktober 2020

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test