
H. Paus Johannes Paulus II - 31 mei 1998
"In het Christendom heeft de tijd een fundamentele betekenis. In de dimensie van de tijd werd de wereld geschapen, in hem ontvouwt zich de heilsgeschiedenis, waarvan het hoogtepunt de 'volheid van de tijd' van de menswording is, en die haar doel bereikt in de glorievolle terugkeer van Gods Zoon aan het einde der tijden. In Jezus Christus, mensgeworden Woord, wordt de tijd een dimensie van God, die in zichzelf eeuwig is." H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Nu het derde millennium van de nieuwe tijd nadert, Tertio millennio adveniente (10 nov 1994), 10
In het licht van het Nieuwe Testament vormen de jaren van het aardse bestaan van Christus werkelijk het middelpunt van de tijd. Dit middelpunt heeft zijn hoogtepunt met de Verrijzenis. Al is Hij inderdaad vanaf het moment van zijn conceptie in de schoot van de Heilige Maagd de mensgeworden God, toch is pas bij de verrijzenis zijn menselijkheid volledig herschapen en verheerlijkt, waardoor Hij zijn goddelijke identiteit en heerlijkheid openbaarde. Paulus heeft in de rede die hij uitsprak in de synagoge van Antiochië in Pisidië (Hand. 13, 33) terecht op de verrijzenis van Christus de woorden van psalm 2 toegepast: "Gij zijt mijn zoon, Ik riep heden u in het leven" (Ps. 2, 7). Juist daarom stelt de Kerk in de viering van de paaswake de verrezen Christus voor als het begin en het einde, de alfa en de omega. Deze woorden van de celebrant bij de voorbereiding van de Paaskaars, waarop het jaartal van het lopende jaar is aangebracht, benadrukken het feit dat "Christus de Heer van de tijd is, het begin en de voltooiing ervan; ieder jaar, iedere dag, ieder ogenblik wordt opgenomen in zijn menswording en Verrijzenis, en zo deel wordt van de 'volheid van de tijd'." H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Nu het derde millennium van de nieuwe tijd nadert, Tertio millennio adveniente (10 nov 1994), 10