H. Paus Johannes Paulus II - 31 mei 1998
Gelovigen tenslotte die als gevolg van ziekte of handicap, dan wel om andere ernstige redenen verhinderd zijn, dienen zich op afstand op de best mogelijke manier van harte verenigen met de viering van de zondagsmis, bij voorkeur door het lezen van de gebeden en de lezingen die het missaal voor die dag aangeeft, en tevens door naar de Eucharistie te verlangen. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 1248. can. 1248, 2 Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Aan de Bisschoppen van de Katholieke Kerk over bepaalde vragen betreffende de bediening van de Eucharistie, Sacerdotium ministeriale (6 aug 1983), 8-11 In heel veel landen geven radio en televisie de mogelijkheid zich met een eucharistieviering te verenigen op het moment, dat deze in een kerk of kapel plaatsvindt. Vgl. Pauselijke Commissie voor de Sociale Communicatiemiddelen, Pastorale Instructie, in opdracht van het Tweede Vaticaans Concilie, over de middelen van sociale communicatie, Communio et Progressio (23 mei 1971), 150-152.157 Door een dergelijke uitzending te volgen vervult men nog niet zijn zondagsplicht. Deze immers vergt de deelname aan de broederlijke samenkomst waarbij men op dezelfde plaats bijeenkomt en waar men de eucharistische communie kan ontvangen. Voor hen echter die verhinderd zijn aan de Eucharistie deel te nemen en dus vrijgesteld zijn van het vervullen van de zondagsplicht, vormt de televisie- of radio-uitzending een kostbaar hulpmiddel, vooral als deze aangevuld wordt door de grootmoedige dienst van de bijzondere bedienaren die de Eucharistie aan zieken brengen en hun daarmee een groet en de solidariteit van de hele gemeenschap overdragen. Op die wijze brengt de zondagsmis ook voor die gelovigen rijke vrucht voort en kunnen zij de zondag beleven als de echte 'dag des Heren' en de 'dag van de Kerk'.