H. Paus Johannes Paulus II - 31 mei 1998
We moeten overigens niet vergeten, dat de liturgische verkondiging van het woord van God, met name in het kader van de eucharistische samenkomst, minder een moment van overweging of catechese is, dan de dialoog van God met zijn volk. In deze dialoog worden de wonderen van het heil verkondigd en de eisen van het Verbond telkens weer naar voren gebracht. Het volk van God voelt zich van zijn kant geroepen te antwoorden op deze liefdesdialoog door dankzegging en lofzang. En tegelijkertijd betoont het volk zijn trouw door een blijvende 'bekering'. De zondagse samenkomst verbindt zich op deze wijze tot een innerlijke vernieuwing van de doopbeloften die op een min of meer impliciete wijze in het credo vervat zijn. De liturgie voorziet uitdrukkelijk in deze vernieuwing tijdens de paaswake en wanneer het doopsel wordt toegediend tijdens de mis. In dat kader krijgt de verkondiging van het Woord tijdens de zondagse eucharistieviering de plechtige klank die het Oude Testament al voorzag voor de tijd van vernieuwing van het Verbond, wanneer men de Wet verkondigde en de gemeenschap van Israël, net als het volk in de woestijn aan de voet van de Sinaï Vgl. Ex. 19, 7-8 Vgl. Ex. 24, 3.7 , opgeroepen werd het 'ja' te herhalen bij het hernieuwen van hun keuze trouw te zijn aan God en zijn voorschriften aan te hangen. Bij het doorgeven van zijn woord verwacht God inderdaad ons antwoord, het antwoord dat Christus al voor ons gegeven heeft door zijn "amen" Vgl. 2 Kor. 1, 20-22 en dat de heilige Geest op zodanige wijze in ons doet weerklinken, dat wat wij horen, ons hele leven diepgaand bepaalt. Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Ordening voor de lezingen van de Mis - Editio typica altera, Ordo Lectionum Missae (21 jan 1981). hoofdstuk III, 6