H. Paus Johannes Paulus II - 31 mei 1998
In het perspectief van de tocht van de Kerk in de loop der tijden zijn de herinnering aan de verrijzenis van Christus en het wekelijkse ritme van deze plechtige gedachtenis een hulp om te laten zien, dat het godsvolk pelgrimerend onderweg is en dat het een eschatologische dimensie heeft. De Kerk is inderdaad van zondag naar zondag onderweg naar de laatste "dag des Heren", de eeuwige zondag. In feite is de verwachting van de komst van de Heer een onlosmakelijk deel van het echte mysterie van de kerk, 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 48-51 en dit komt tot uitdrukking in elke eucharistieviering. De dag des Heren echter met de specifieke gedachtenis die men dan houdt van de glorie van de verrezen Christus, verwijst ook en met meer kracht naar de glorie van zijn toekomstige 'wederkomst'. Dat maakt van de zondag de dag waarop de kerk, door duidelijk haar 'bruids'-karakter te tonen, in zekere zin op de eschatologische werkelijkheid van het hemels Jeruzalem vooruitloopt. Door haar kinderen in de eucharistische samenkomst bijeen te brengen en door hen te leren de "goddelijke Bruidegom" te verwachten, doet de kerk een soort "oefening van verlangen", H. Augustinus, In Iohannis Evangelium Tractatus. 4, 6: "Haec est vita nostra, ut desiderando exerceamur" waarin zij al vooraf de vreugde van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde kent, wanneer de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem uit de hemel, van bij God zal neerdalen, "gereed als een bruid die zich voor haar man heeft getooid" (Openb. 21, 2).