H. Paus Leo I de Grote - 13 juni 449
Maar als hij (Eutyches) uit deze allerzuiverste bron van het christelijk geloof geen waarachtig en oprecht inzicht kon putten, omdat hij door de hem eigen verblindheid de glans van de helder-stralende waarheid had verduisterd, dan had hij zich aan de leer van het Evangelie moeten onderwerpen, waar Mattheus zegt." Boek van de afstamming van Jezus Christus, Zoon van David, Zoon van Abraham." (Mt. 1, 1) Dan had hij ook hetgeen door de prediking der Apostelen geleerd wordt, moeten verlangen en in de brief aan de Romeinen moeten lezen, "Paulus, dienaar van Jezus Christus, geroepen als apostel en bestemd voor het Evangelie van God, dat Deze te voren door Zijn Profeten in de heilige Schriften had aangekondigd over Zijn Zoon, die naar het Vlees uit Davids zaad is gesproten." (Rom. 1, 1-3) Dan had hij zijn vrome aandacht moeten vestigen op de geschriften der Profeten en zou hij de belofte gevonden hebben van God aan Abraham, zeggende "In uw Zaad zullen alle volkeren gezegend worden" (Gen. 22, 18). En om niet te twijfelen over het geheel eigene van dit Zaad, zou hij de Apostel gevolgd moeten hebben, die zegt "Aan Abraham en zijn Zaad zijn beloften gedaan." Er wordt niet gezegd. "en aan zijn zaden", als of er spraak was van meerderen, maar als van één: "en aan uw Zaad", dat is Christus" (Gal. 3, 16). Ook had hij dan met inwendig oor opgenomen, hetgeen Jesaja had gepredikt, die zegt "Zie de Maagd zal in haar schoot ontvangen en een Zoon baren en men zal Hem Emmanuël noemen, dat is vertaald: God met ons" (Jes. 7, 14)(Mt. 1, 23). En hij zou de woorden van dezelfde Profeet gelezen hebben. "Hen Kind is ons geboren en een Zoon is ons geschonken; de heerschappij wordt op Zijn schouders gelegd. En Zijn naam wordt genoemd: Wonderbaar raadsman, goddelijke held, Vorst van de vrede, vader voor immer" (Jes. 9, 6).
Zo zou hij dan geen dwaalmeningen verkondigen en niet zeggen, dat het Woord op die wijze vlees was geworden, dat Christus, die uit de schoot van de Maagd was voortgekomen, wel de gedaante van een mens bezat, maar niet de werkelijkheid van het lichaam van Zijn Moeder.