29 november 2010
YOUCAT Jongerencatechismus van de Katholieke Kerk - met een woord vooraf door Paus Benedictus XVI |
|||
► | HOE WIJ KUNNEN BIDDEN | ||
► | HET GEBED VAN DE HEER: HET ONZE VADER |
Onze Vader, die in de hemel zijt,
uw naam worde geheiligd;
uw rijk kome,
uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel.
Geef ons heden ons dagelijks brood
en vergeef ons onze schuld,
zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven;
en leid ons niet in bekoring,
maar verlos ons van het kwade.
Amen.
Latijn:
Pater noster, qui es in caelis;
sanctificetur nomen tuum; adveniat regnum tuum,
fiat voluntas tua, sicut in caelo et in terra.
Panem nostrum quotidianum da nobis hodie;
et dimitte nobis debita nostra,
sicut et nos dimittimus debitoribus nostris;
et ne nos inducas in tentationem;
sed libera nos a malo.
Amen.
Het Onze Vader is het enige gebed dat Jezus zijn discipelen zelf heeft geleerd (Mt. 6, 9-13)(Lc. 11, 2-4). Daarom wordt het Onze VAder ok wel het 'gebed van de Heer' genoemd. Christenen van alle christelijke gezindten bidden het dagelijks, zowel tijdens de eredienst als privé. De toevoeging 'Want van U is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in eeuwigheid. Amen' wordt al in de Didaché van rond 150 na Chr. genoemd en kan aan het Onze Vader worden toegevoegd.
Het "Onze Vader" ontstond op verzoek van één van de leerlingen van Jezus, die zijn meester zag bidden en van Jezus zelf wilde leren hoe je op de juiste manier bidt.
Het "Onze Vader" bestaat uit zeven beden tot de barmhartige Vader in de hemel. De eerste drie beden hebben betrekking op God en de juiste manier waarop wij Hem kunnen dienen. De laatste vier beden brengen onze menselijke basisnoden voor onze Vader in de hemel. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2803-2806.2857
Het "Onze Vader" is ‘het meest perfecte gebed’ (H. Thomas van Aquino) en de ‘samenvatting van het totale Evangelie’ (Tertullianus). Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2761-2772.2774.2776
Het "Onze Vader" is meer dan een gebed – het is een weg die direct naar het hart van onze Vader leidt. De eerste christenen spraken dit oergebed van de Kerk, dat bij de Doop aan elke christen wordt doorgegeven, driemaal per dag. Ook bij ons mag er geen dag voorbijgaan waarop wij niet proberen het gebed van de Heer met de mond uit te spreken, met het hart binnen te halen en in ons leven waar te maken.
De vrijmoedigheid om God met Vader aan te spreken, hebben wij omdat Jezus ons tot zich heeft geroepen en tot kinderen van God heeft gemaakt. In gemeenschap met Hem die ‘aan het hart van de Vader rust’ (Joh. 1, 18), mogen wij ‘Abba, Vader!’ roepen. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2777-2778.2797-2800
Menselijke vaders en moeders vertroebelen vaak het beeld van een vaderlijke, goedhartige God. Onze Vader in de hemel is echter niet dezelfde als onze beleving van menselijke ouders. Wij moeten ons beeld van God zuiveren van al onze eigen voorstellingen om Hem zonder voorbehoud en met vertrouwen tegemoet te kunnen treden. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2779
Zelfs mensen die door hun eigen vader aangerand werden, kunnen leren het "Onze Vader" te bidden. Vaak is het voor hen een levenstaak om zich te durven laten vallen in een liefde die ze door mensen wreed onthouden werd, maar die er desondanks op wonderbaarlijke wijze is en al het menselijke begrip te boven gaat.
Het Onze Vader laat ons vreugdevol ontdekken dat we kinderen van één Vader zijn. Het is onze gedeelde roeping om onze Vader te prijzen en samen te leven 'als één van hart en ziel’ (Hand. 4, 32). Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2787-2791.2801
Omdat God de Vader elk van zijn kinderen met dezelfde exclusieve liefde liefheeft, alsof we het enige wezen waren dat zijn genegenheid had, moeten we ook op een volledig nieuwe manier met elkaar omgaan: vol vrede, oplettendheid en liefde – zo, dat iedereen het jubel ontlokkende wonder kan zijn dat hij in de ogen van God daadwerkelijk is.
De hemel is daar waar God is. Het woord ‘hemel’ is geen aanduiding van een plaats, maar van het er-zijn van God, dat niet aan ruimte en tijd gebonden is. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2794-2796.2803
Wij moeten de hemel niet achter de wolken zoeken. Waar wij ons ook tot God in zijn heerlijkheid en tot de naaste in zijn nood wenden; waar we de vreugde van de liefde ervaren; waar we ons bekeren en met God laten verzoenen, daar gaat de hemel open. ‘Niet daar waar de hemel is, is God, maar daar waar God is, daar is de hemel’ (Gerhard Ebeling).
De naam van God heiligen betekent Hem boven al het andere stellen. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2807-2815.2858
De ‘naam’ wijst in de Heilige Schrift op het ware wezen van een persoon. ‘De naam van God heiligen’ betekent beantwoorden aan zijn werkelijkheid, Hem erkennen, loven, Hem waardering en eer betonen en volgens zijn geboden leven.
Wanneer we bidden ‘uw rijk kome’, vragen wij erom dat Christus, zoals Hij beloofd heeft, terugkeert en dat de heerschappij van God, die hier al is aangevangen, definitief doorbreekt. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2816-2821.2859
François Fénelon zegt: ‘Alles willen wat God wil, het altijd te willen, bij alle gelegenheden en zonder beperkingen, dat is het Koninkrijk van God dat geheel vanbinnen is.’
Wanneer we bidden om de universele doorzetting van Gods wil, vragen we dat het op aarde en in onze harten zo wordt als het in de hemel al is. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2822-2827.2860
Zolang wij nog op onze eigen plannen, onze wil en onze voorstellingen inzetten, kan de aarde niet tot hemel worden. De ene wil dit, de andere dat. We vinden ons geluk echter wanneer we samen willen wat God wil. Bidden betekent: stukje bij beetje Gods wil op deze aarde de ruimte geven.
De vraag naar het dagelijks brood maakt ons tot mensen die van de goedheid van de hemelse Vader alles verwachten, ook de materiële en geestelijke zaken die noodzakelijk zijn voor het leven. Geen christen kan deze bede uitspreken zonder te denken aan zijn reële verantwoordelijkheid voor diegenen in de wereld die het aan de meest noodzakelijke levensvoorwaarden ontbreekt.
‘De mens leeft niet van brood alleen, maar van ieder woord dat klinkt uit de mond van God’ (Mt. 4, 4). Vgl. Deut. 8, 3 Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2835
Die woorden uit de Schrift herinneren ons eraan dat mensen een zielenhonger hebben die niet met materiële middelen gestild kan worden. Je kunt sterven door een gebrek aan brood; je kunt echter ook sterven omdat je alleen maar brood hebt gekregen. In de diepte worden we gevoed door Hem die ‘woorden die eeuwig leven geven’ (Joh. 6, 68) heeft en voedsel dat niet vergaat (Joh. 6, 27) – de heilige Eucharistie.
De barmhartige vergeving – die welke we anderen schenken en die welke we zelf zoeken – is ondeelbaar. Wanneer wij zelf niet barmhartig zijn en elkaar vergeven, zal de barmhartigheid van God ons hart niet bereiken. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2838-2845.2862
Veel mensen moeten een leven lang leren omgaan met het feit dat ze niet kunnen vergeven. De diepe blokkade van de onverzoendheid wordt uiteindelijk alleen opgeheven met de blik op God, die ons aangenomen heeft ‘toen wij nog zondaars waren’ (Rom. 5, 8). Omdat we een barmhartige Vader hebben, zijn vergeving en verzoend leven mogelijk.
Omdat we elke dag en elk uur het gevaar lopen tot de zonde te vervallen en nee tegen God te zeggen, smeken wij God ons niet weerloos te laten ten opzichte van het geweld van de verzoeking. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2846-2849
Jezus, die zelf verzoekingen heeft doorstaan, weet dat we zwakke mensen zijn die op eigen kracht weinig tegen het kwaad in te brengen hebben. Hij schenkt ons de bede van het Onze Vader, die ons in ons uur van beproeving leert vertrouwen op de bijstand van God.
Met ‘het kwade’ in het Onze Vader wordt geen negatieve kracht of energie bedoeld, maar het gepersonifieerde kwaad, dat in de Heilige Schrift onder de naam verzoeker, vader van de leugen, satan of duivel voorkomt. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2850-2854.2864
Niemand zal ontkennen dat het kwaad in de wereld een vernietigende kracht heeft, dat we door duivelse influisteringen omgeven zijn, dat er in de geschiedenis vaak demonische processen lopen. Alleen de Heilige Schrift noemt de dingen bij naam: ‘Onze strijd is niet gericht tegen mensen, maar tegen hemelse vorsten, de heersers en de machthebbers van de duisternis, tegen de kwade geesten in de hemelsferen’ (Ef. 6, 12). De bede in het Onze Vader om van het kwaad verlost te worden, brengt de totale ellende van deze wereld voor God en smeekt dat God, de almachtige, ons van alle kwaad bevrijdt.
Christenen en Joden besluiten sinds het vroegste begin al hun gebeden met ‘Amen’ en zeggen daarmee: ‘Ja, zo is het!’ Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2855-2856.2865
Waar een mens ‘Amen’ zegt bij zijn woorden, ‘Amen’ bij zijn leven en zijn lot, ‘Amen’ bij de vreugde die hem wacht, daar komen hemel en aarde samen en zijn we aan het doel: bij de liefde die ons in het begin schiep.