29 november 2010
Sinds het allereerste begin bidden christenen minstens ’s morgens, voor de maaltijden en ’s avonds. Wie niet regelmatig bidt, zal al snel helemaal niet meer bidden. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2697-2698.2720
Wie een andere mens liefheeft en hem of haar de hele dag nooit een teken van die liefde geeft, houdt niet werkelijk van hem of haar. Zo is het ook met God. Wie Hem werkelijk zoekt, zal Hem altijd weer lichtsignalen van zijn verlangen naar nabijheid en vriendschap zenden. ’s Morgens opstaan en God de dag schenken, om zijn zegen vragen en zijn ‘aanwezigheid’ in alle ontmoetingen en alle nood! Hem danken, vooral bij maaltijden. Hem aan het einde van de dag alles in handen leggen, Hem om vergeving vragen en om vrede voor jezelf en voor anderen. Een geweldige dag – vol levenstekens die bij God aankomen.
Ja, zo bestaan het mondeling gebed, het overwegende gebed en het innerlijke gebed. Alle drie vooronderstellen ze een concentratie van het hart. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2699.2721
Op de eerste plaats is bidden de verheffing van het hart naar God. En toch heeft Jezus zelf het bidden met woorden geleerd. Met het Onze Vader heeft Hij ons het perfecte mondelinge gebed nagelaten als zijn testament van hoe wij moeten bidden. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2700-2704.2722
Bij het bidden moeten we niet alleen vrome gedachten hebben. We moeten uitspreken wat ons hart bedrukt en als beklag, bede, lof en dank voor onze God brengen. Vaak zijn het de grote mondelinge gebeden – de psalmen en hymnen van de Heilige Schrift, het "Onze Vader", het "Wees Gegroet" – die ons op de ware inhoud van het gebed wijzen en leiden tot een vrijer innerlijk bidden.
De essentie van het overwegende gebed is een biddend zoeken dat uitgaat van een heilige tekst of een heilig beeld en daarin naar de wil, de tekens en de aanwezigheid van God zoekt. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2705-2708
Je kunt heilige beelden en teksten niet ‘lezen’ zoals je dingen in een krant leest die ons niet direct betreffen. Je moet ze overwegen, dat wil zeggen dat je je hart moet openstellen voor God en Hem moet zeggen dat je er nu geheel voor openstaat hoe God door het gelezene of overwogene tot je wil spreken. Naast de Heilige Schrift zijn er nog vele teksten die naar God voeren, geschikt voor meditatieve beschouwing.
Het innerlijke gebed is liefde, zwijgen, luisteren en er-zijn voor God. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2709-2719.2724
Voor het innerlijke gebed heb je tijd nodig, vastbeslotenheid en voor alles een zuiver hart. Het is de deemoedige, arme overgave van een schepsel dat alle maskers laat vallen en in de liefde gelooft en met het hart zijn God zoekt. Het innerlijke gebed wordt ook het gebed van het hart genoemd of contemplatie.
Een christen zoekt in de meditatie de stilte om de nabijheid van God te ervaren en in zijn tegenwoordigheid vrede te vinden. Hij hoopt op de voelbare ervaring van zijn aanwezigheid als onverdiend geschenk van de genade. Hij verwacht deze echter niet als product van een bepaalde meditatietechniek.
Meditatie kan een belangrijk hulpmiddel zijn bij het geloof en dient ter sterking en rijping van de menselijke persoon. Meditatietechnieken die een godservaring of zelfs de zielsvereniging met God beloven, zijn echter bedrog. Veel mensen denken als gevolg van dit soort valse beloftes dat God hen heeft verlaten. God laat zich echter niet door bepaalde methoden tot nabijheid dwingen. Hij deelt zich aan ons mee wanneer en zoals Hij dat wil.
De spirituele meesters uit alle tijden hebben hun groei in het geloof en in de liefde voor God vaak omschreven als een gevecht op leven en dood. Het strijdtoneel is daarbij altijd het innerlijk van de mens. Het wapen van de christen is het gebed. Wij kunnen ons laten overwinnen door onze zelfzucht, ons verliezen in onbelangrijke zaken – of God winnen. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2725.2752
Wie bidden wil, moet vaak eerst zichzelf overwinnen. Wat tegenwoordig ‘geen zin’ heet, kenden de woestijnvaders ook al als lethargie of lauwheid (akedia). Zich niet tot God aangetrokken voelen is een groot probleem in het geestelijke leven. Ook de tijdgeest ziet geen zin meer in het gebed en in onze volle agenda is er geen gaatje meer voor te vinden. We moeten dan ook de strijd aanbinden tegen de verleider die alles uit de kast haalt om de mens af te houden van zijn overgave aan God. Als God niet zou willen dat wij Hem in het gebed konden vinden, zouden we de strijd niet winnen.
Het is juist kenmerkend voor het gebed dat je van ik naar jij geraakt, van egocentrisme naar radicale openheid. Wie werkelijk bidt, kan ervaren dat God spreekt – en dat Hij vaak anders spreekt dan wij zouden willen of verwachten.
Ervaren bidders vertellen dat je vaak anders uit een gebed komt dan je eraan begonnen bent. Soms worden verwachtingen vervuld: je bent treurig en wordt getroost; je bent moedeloos en krijgt nieuwe kracht. Het kan echter ook gebeuren dat je zorgen wilt vergeten en alleen nog maar onrustiger wordt; dat je met rust gelaten wilt worden en juist een opdracht krijgt. Een werkelijke ontmoeting met God zoals die in het gebed steeds weer plaatsvindt, kan onze voorstellingen van God en van het gebed aan stukken slaan.
Het bidden is niet op zoek gaan naar oppervlakkig succes, maar naar de wil en de nabijheid van God. Juist het schijnbare zwijgen van God is een uitnodiging om nog een stap verder te gaan – in totale overgave, grenzeloos geloof, oneindige verwachting. Wie bidt, moet God de gehele vrijheid laten om te spreken wanneer Hij dat wil, te vervullen wat Hij wil, en zich te geven zoals Hij het wil. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2735-2737
We zeggen vaak: Ik heb vaak gebeden – en het heeft niets geholpen. Misschien bidden we niet intensief genoeg. Zo vroeg de heilige Pastoor van Ars ooit aan een medebroeder die over zijn gebrek aan succes klaagde: ‘Je hebt gebeden – je hebt gezucht (...) maar heb je ook gevast, heb je gewaakt?’ Het zou ook kunnen zijn dat we God om de verkeerde dingen vragen. Zo zei Theresia van Avila ooit eens: ‘Bid niet om lichtere lasten, bid om een sterkere rug!’
Verstrooidheid bij het bidden, het gevoel van innerlijke leegte en uitdroging, ja zelfs de weerzin tegen het bidden zijn ervaringen die elke bidder weleens heeft. Om dan trouw vol te houden is op zichzelf al een gebed. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2729-2733
Zelfs de heilige Theresia van Lisieux voelde langere tijd niets van Gods liefde. Kort voor haar dood werd ze ’s nachts bezocht door haar zuster Céline. Ze zag dat Theresia de handen verstrengeld had. ‘Wat doe je? Probeer te slapen’, zei Céline. ‘Dat kan ik niet. Ik lijd te erg. Maar ik bid’, antwoordde Theresia. ‘En wat zeg je tegen Jezus?’ – ‘Ik zeg niets tegen Hem. Ik heb Hem lief.’
Wie bidt, vlucht niet voor de werkelijkheid. Hij opent veeleer de ogen voor de gehele werkelijkheid. Van de almachtige God zelf ontvangt hij de kracht om de werkelijkheid te doorstaan.
Bidden is als een pompstation waar je gratis energie kunt tanken voor de lange afstanden en grootste uitdagingen. Bidden leidt niet af van de werkelijkheid, maar brengt je er juist dieper in. Bidden kost geen tijd, het verdubbelt de resterende tijd en vult die van binnenuit met zin.
Bidden is altijd mogelijk. Bidden is een levensnoodzaak. Bidden en leven zijn niet van elkaar te scheiden. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2742-2745.2757
Je kunt God niet afschepen met een paar woorden ’s morgens of ’s avonds. Ons leven moet tot gebed worden en onze gebeden moeten tot leven worden. Elke christelijke levensgeschiedenis is ook een gebedsgeschiedenis, één enkele, lange poging tot steeds verder gaande vereniging met God. Omdat in veel christenen het verlangen leeft in hun hart steeds bij God te zijn, vallen ze terug op het zogenaamde ‘Jezusgebed’, dat met name in de kerken van het Oosten van oudsher gebruikelijk is. De biddende probeert de eenvoudige gebedsformule – de bekendste vorm is: ‘Jezus Christus, Zoon van God, Heer, heb erbarmen met ons zondaren!’ – zo in het verloop van zijn dag te integreren dat het tot een constant gebed wordt.