29 november 2010
Wij bidden omdat we vol van oneindig heimwee zijn en God de mens zo heeft geschapen dat deze op Hem is gericht: ‘Onrustig is ons hart, tot het rust vindt in U’ (Augustinus). We bidden echter ook omdat we het nodig hebben, aldus Moeder Teresa: ‘Omdat ik niet op mezelf kan vertrouwen, vertrouw ik op Hem, 24 uur per dag.’ Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2566-2567.2591
Vaak vergeten we God, lopen we van Hem weg en verstoppen we ons. Maar of we het nu vermijden aan God te denken, of zijn bestaan ontkennen – Hij is er altijd voor ons. Hij zoekt ons nog voor wij Hem zoeken, Hij verlangt naar ons, Hij roept ons. Je spreekt met je geweten en merkt dan plotseling dat je met God spreekt. Je voelt je eenzaam, hebt niemand om mee te praten en merkt dan dat God altijd te spreken is. Je bent in gevaar en merkt dat de roep om hulp door God beantwoord wordt. Bidden is zo menselijk als ademen, eten, liefhebben. Bidden reinigt. Bidden maakt het weerstaan van verzoekingen mogelijk. Bidden sterkt bij zwakte. Bidden neemt de angst weg, verdubbelt de krachten, geeft een langere adem. Bidden maakt gelukkig.
Abraham luisterde naar God. Hij was bereid te gaan waar God hem zond en te doen wat God van hem vroeg. Door het luisteren en de bereidheid te gaan waar hij werd gezonden, is hij een voorbeeld bij ons bidden.
Er zijn ons niet veel gebeden overgeleverd van Abraham. Waar hij echter ook kwam, bouwde hij altaren, plaatsen voor gebed, voor zijn God. Zo had hij op de weg van zijn leven een groot aantal verschillende ervaringen met God, ook ervaringen die hem op de proef stelden en onzeker maakten. Toen Abraham zag dat God de zondige stad Sodom wilde vernietigen, kwam hij voor die stad op. Hij worstelde zelfs halsstarrig met God. Zijn in de bres springen voor Sodom is het eerste grote smeekgebed in de geschiedenis van het Volk Gods.
Van Mozes kunnen we leren dat ‘bidden’ ‘met God spreken’ betekent. Bij de brandende braamstruik trad God met Mozes in gesprek en gaf Hij hem een opdracht. Mozes voerde zijn bezwaren aan en stelde vragen. Ten slotte openbaarde God hem zijn heilige naam. Net zoals Mozes destijds vertrouwen in God stelde en zich volledig ten dienste stelde van Hem, zo moeten ook wij bidden en zo ons laten opnemen in de school van God. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2574-2577
In de Bijbel komt de naam Mozes maar liefst 767 keer voor – zo centraal is hij als bevrijder en wetgever voor het volk Israël. Tegelijk was Mozes ook een groot pleitbezorger van zijn volk. In het gebed ontving hij zijn opdracht, uit het gebed putte hij kracht. Mozes had een innige, persoonlijke relatie met God: ‘De Heer sprak persoonlijk met Mozes, zoals een mens met een ander mens spreekt’ (Ex. 33, 11). Voordat Mozes handelde of het volk onderwees, trok hij zich op de berg terug om te bidden. Daarmee is hij het oervoorbeeld van de contemplatieve bidder.
De Psalmen behoren met het 'Onze Vader' tot de grootste gebedsschat van de Kerk. Daarin wordt op onvergankelijke wijze de lof van God gezongen.
Het Oude Testament bevat 150 Psalmen. Ze vormen een deels duizenden jaren oude verzameling van liederen en gebeden die ook vandaag de dag nog worden gebeden in de gemeenschap van de Kerk – in de zogenaamde getijden. De Psalmen behoren tot de mooiste teksten van de wereldliteratuur en weten ook moderne mensen te raken door hun spirituele kracht.
Jezus leerde in zijn gezin en in de synagoge bidden. Jezus doorbrak echter de grenzen van het traditionele gebed. In zijn gebed zien we een verbinding met de Vader in de hemel die alleen Hij hebben kan die de ‘Zoon van God’ is. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2598-2599
Jezus, die God en mens tegelijk was, groeide net als andere joodse kinderen van zijn tijd op met de rituelen en vormen van gebed van zijn volk Israël. In het verhaal van de twaalfjarige Jezus in de tempel (Lc. 2, 41, en verder) blijkt echter dat hij iets bezat wat Hij niet geleerd kon hebben: een oorspronkelijke, diepe en unieke verbinding met God, Zijn Vader in de hemel. Jezus hoopte net als alle mensen ook op de andere wereld en bad tot God. Tegelijkertijd was Hij echter ook deel van die andere wereld. Reeds hier bleek: ooit zouden de mensen tot Jezus bidden, Hem als God erkennen en om zijn genade vragen.
Jezus’ leven was één groot gebed. Op beslissende momenten (de verzoeking in de woestijn, de uitverkiezing van de leerlingen, de kruisdood) was zijn gebed bijzonder intensief. Vaak trok Hij zich terug in de eenzaamheid om te bidden, vooral ’s nachts. In de Heilige Geest één te zijn met de Vader – dat was de rode draad in zijn aardse leven. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2600-2605
Met de dood voor ogen beleefde Jezus de volledige diepte van de menselijke angst. Toch vond Hij de kracht om ook in dit uur op de hemelse Vader te vertrouwen: ‘Abba, Vader, voor U is alles mogelijk, neem deze beker van mij weg. Maar laat niet gebeuren wat ik wil, maar wat U wilt’ (Mc. 14, 36). Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2605-2606.2620
‘Nood leert bidden.’ Bijna elk mens ervaart dat in zijn leven. Hoe bad Jezus toen Hij met de dood bedreigd werd? Wat Hem in die uren leidde, was de absolute bereidheid om te geloven in de liefde en de zorg van zijn Vader. Toch sprak Jezus de meest ondoorgrondelijke van alle gebedswoorden, dat Hij nam uit het joodse gebed bij het sterven: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?’ (Mc. 15, 34) Vgl. Ps. 22, 1 . Alle vertwijfeling, alle klachten, alle noodkreten van mensen in alle tijden en het verlangen naar de helpende hand van God zijn in die woorden van de Gekruisigde vervat. Met de woorden: ‘Vader, in uw handen leg ik mijn geest’ (Lc. 23, 46) gaf Hij de geest. Daarin klinkt het grenzeloze vertrouwen in de Vader door, wiens macht de weg kent naar de overwinning van de dood. Zo loopt Jezus’ gebed terwijl Hij sterft al vooruit op zijn overwinning van de dood en zijn opstanding met Pasen.
Van Jezus’ bidden leren betekent meedoen aan zijn grenzeloze vertrouwen, instemmen met zijn gebed en door Hem stap voor stap naar de Vader geleid worden. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2607-2614.2621
De discipelen die in gemeenschap met Jezus leefden, leerden bidden door te luisteren en door navolging van Jezus, wiens leven één groot gebed was. Net als Hij moesten ze waken, strijden om een zuiver hart, alles geven voor de komst van het Koninkrijk van God, hun vijanden vergeven, dapper op God vertrouwen en liefde voor Hem voor alles stellen. Met dit voorbeeld van overgave nodigde Jezus zijn discipelen uit God de Almachtige aan te spreken met ‘Abba, lieve Vader’. Wanneer we in de geest van Jezus bidden, vooral wanneer we het Onze Vader bidden, treden we in de voetsporen en kunnen we er zeker van zijn dat we feilloos in het hart van de Vader aankomen.
Veel mensen die tijdens zijn aardse leven een beroep deden op Jezus om genezing, werden verhoord. Jezus, die uit de dood is opgestaan, leeft en verhoort onze gebeden en geeft ze door aan de Vader. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2615-2616.2621
We kennen nog altijd de naam van de voorganger in de synagoge: Jaïrus heette de man die Jezus om hulp smeekte en die verhoord werd. Zijn dochter was doodziek. Niemand kon nog helpen. Jezus genas zijn dochtertje niet alleen, Hij liet haar zelfs uit de dood ontwaken (Mc. 5, 21-43). Er is een groot aantal genezingen door Jezus bekend. Hij verrichtte tekenen en wonderen. Lammen, melaatsen en blinden vroegen Jezus niet vergeefs. Ook van alle heiligen van de kerk is bekend dat hun gebeden zijn verhoord. Veel Christenen kunnen vertellen hoe ze God hebben aangeroepen en hoe Hij hen heeft verhoord. God is echter geen automaat. Hoe Hij precies onze gebeden verhoort, moet we aan Hem overlaten.
Van Maria leren bidden betekent instemmen met de woorden van haar gebed: ‘Laat er met mij gebeuren wat U hebt gezegd’ (Lc. 1, 38). Bidden is uiteindelijk overgave als antwoord op Gods liefde. Wanneer we net als Maria ‘ja’ zeggen, heeft God de mogelijkheid zijn leven in het onze te voeren. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2617-2618.2622.2674
Wees gegroet, Maria,
vol van genade,
de Heer is met u.
Gij zijt de gezegende onder de vrouwen,
en gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot.
Heilige Maria, Moeder van God,
bid voor ons, zondaars,
nu en in het uur van onze dood. Amen.
Latijn:
Ave Maria, gratia plena.
Dominus tecum.
Benedicta tu in mulieribus,
et benedictus fructus ventris tui, Jesus.
Sancta Maria, Mater Dei,
ora pro nobis peccatoribus,
nunc et in hora mortis nostrae. Amen.
Kruisteken: In de naam van de Vader...
Geloofsbelijdenis: Ik geloof in God..... Catechismus-Compendium
Youcat
Jongerencatechismus van de Katholieke Kerk - met een woord vooraf door Paus Benedictus XVI
(29 november 2010)
Eer aan de Vader en de Zoon en de Heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Ik groet U, dochter van God de Vader.
Wees gegroet ...
Ik groet U, Moeder van God de Zoon.
Wees gegroet ...
Ik groet U, Bruid van God de Heilige Geest.
Wees gegroet ...
Eer aan de Vader ...
Hierna volgen de tientjes van de rozenkrans:
(Bij elk tientje wordt een geheim van de rozenkrans gelezen (zie onder))
Onze Vader ...
10 x Wees gegroet ... (eerste tientje van de rozenkrans)
Eer aan de Vader ...
Onze Vader ...
10 x Wees gegroet ... (tweede tientje van de rozenkrans)
Eer aan de Vader ...
Onze Vader ...
10 x Wees gegroet ... (derde tientje van de rozenkrans)
Eer aan de Vader ...
Onze Vader ...
10 x Wees gegroet ... (vierde tientje van de rozenkrans)
Eer aan de Vader ...
Onze Vader ...
10 x Wees gegroet ... (vijfde tientje van de rozenkrans)
Eer aan de Vader ...
maandag: Blijde geheimen
dinsdag: Droevige geheimen
woensdag: Glorievolle geheimen
donderdag: Geheimen van het Licht
vrijdag: Droevige geheimen
zaterdag: Blijde geheimen
zondag: Glorievolle geheimen
De blijde geheimen:
1. De engel Gabriël brengt de blijde boodschap aan Maria
2. Maria bezoekt haar nicht Elisabeth
3. Jezus wordt geboren in een stal van Bethlehem
4. Jezus wordt in de tempel opgedragen
5. Jezus wordt in de tempel wedergevonden
De droevige geheimen:
1. Jezus bidt in doodsangst tot zijn hemelse Vader
2. Jezus wordt gegeseld
3. Jezus wordt met doornen gekroond
4. Jezus draagt zijn kruis naar de berg van Calvarië
5. Jezus sterft aan het kruis
De glorievolle geheimen:
1. Jezus verrijst uit de doden
2. Jezus stijgt op ten hemel
3. De Heilige Geest daalt neer over de apostelen
4. Maria wordt in de hemel opgenomen
5. Maria wordt in de hemel gekroond
De geheimen van het Licht:
1. Jezus’ doop in de Jordaan
2. Jezus' openbaring op de bruiloft van Kana
3. Jezus verkondigt het Rijk van God en roept op tot bekering
4. Jezus' wonderbaarlijke gedaanteverandering op de berg Tabor
5. Jezus stelt de Eucharistie in tijdens het Laatste Avondmaal.
De eerste christenen waren intensieve bidders. De oerkerk werd gedreven door de Heilige Geest, die over de leerlingen was neergedaald en aan wie ze haar gehele uitstraling dankte: ‘Ze bleven trouw aan het onderricht van de apostelen, vormden met elkaar een gemeenschap, braken het brood en wijdden zich aan het gebed’ (Hand 2, 42).
De vijf hoofdsoorten van het gebed zijn:
Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2626-2643
Een zegenbede is een gebed dat de zegen van God over ons afsmeekt. Alle zegeningen gaan uitsluitend uit van God. Zijn goedheid, zijn nabijheid, zijn erbarmen, dat is zegen. ‘De Heer zegene u’, is de kortste zegenwens. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2626-2627
Elke christen moet de zegen van God afroepen over zichzelf en anderen. Ouders kunnen hun kind het kruisteken op het voorhoofd tekenen. Mensen die van elkaar houden, kunnen elkaar zegenen. Bovendien zegent de priester vanuit zijn ambt uitdrukkelijk in de naam van Jezus en in opdracht van de Kerk. Zijn zegenbede wordt op bijzondere wijze werkzaam door de priesterwijding en de kracht van het gebed van de hele Kerk.
Elke mens die begrijpt dat hij een schepsel van God is, zal de Almachtige deemoedig erkennen en Hem aanbidden. De christelijke aanbidding ziet echter niet alleen de grootsheid, de almacht en de heiligheid van God. Ze knielt ook voor de goddelijke liefde, die in Jezus Christus mens geworden is.
Wie God werkelijk aanbidt, gaat voor hem op de knieën of werpt zich ter aarde. Daarin komt de waarheid van de verhouding tussen mens en God tot uitdrukking: Hij is groot en wij zijn klein. Tegelijk is de mens nooit groter dan wanneer hij uit vrije wil neerknielt voor God. De ongelovige die naar God zoekt en begint te bidden, kan langs die weg God vinden.
God kent ons door en door en weet wat we nodig hebben. Toch wil God dat wij ‘vragen’: dat we ons in de nood van ons leven tot Hem wenden, naar Hem schreeuwen, Hem smeken, klagen, Hem aanroepen, ja zelfs in het gebed met Hem worstelen. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2629-2633
God heeft onze beden zeker niet nodig om ons te kunnen helpen. Dat wij de vragende partij moeten zijn, is voor ons bestwil. Wie niet vraagt en niet hoeft te vragen, sluit zich in zichzelf op. Pas de mens die vraagt, opent zich en keert zich naar de Maker van al het goede. Wie vraagt, keert terug naar huis, naar God. Zo brengt de smeekbede de mens in de juiste verhouding tot God, die onze vrijheid respecteert.
Christenen gebruiken de lichaamstaal om hun leven voor God te brengen: ze werpen zich neer voor God. Ze vouwen de handen om te bidden of spreiden ze uit (orante-houding). Ze buigen door de knie of knielen voor het Allerheiligste. Ze luisteren rechtstaand naar het Evangelie en mediteren al zittend.
Door te gaan staan voor God uiten we onze eerbied (wij staan op als er een hogergeplaatst iemand binnenkomt) en tegelijk ook waakzaamheid en bereidheid (om zo nodig meteen op weg te gaan). Wanneer daarbij de handen worden geheven tot lof van God (orante-houding)neemt de bidder de oerhouding van het lofprijzen aan.
In het zitten voor God luistert de christen naar zijn innerlijk. Hij sluit het Woord in zijn hart (Lc. 2, 51) en overweegt het daar.
Door te knielen maakt de mens zich klein voor de grootheid van God. Hij erkent dat hij is aangewezen op Gods genade.
Door zich op de grond te werpen, aanbidt de mens God.
Door het vouwen van de handen concentreert de mens zich vanuit de verstrooiing, richt zich op God en verbindt zich met Hem. De gevouwen handen zijn ook het oergebaar van het bidden.
Net als Abraham, die genade vroeg voor de inwoners van Sodom, net als Jezus voor zijn discipelen bad, net als de eerste christelijke gemeente ‘niet alleen (de) eigen belangen voor ogen (had), maar ook die van de ander’ (Fil. 2, 4), zo bidden christenen altijd voor allen – voor mensen die ze aan het hart gaan, voor mensen die ver van hen af staan en zelfs voor vijanden. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2634-2636.2647
Hoe meer een mens leert bidden, hoe dieper hij voelt dat hij deel uitmaakt van een geestelijke familie, waardoor de kracht van de gebeden werkzaam wordt. Met al mijn zorgen om de mensen die ik liefheb, sta ik midden in de familie van de mensheid, mag ik de kracht van het gebed van anderen ontvangen en voor anderen goddelijke bijstand vragen.
Alles wat we zijn en hebben, komt van God. Paulus zegt: ‘Bezit u ook maar iets dat u niet geschonken is?’ (1 Kor. 4, 7). God, de gever van het goede, dankbaar zijn, maakt gelukkig. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2637-2638.2648
Het grootste dankgebed is de 'Eucharistie' (Grieks dankzegging) van Jezus, waarin Hij brood en wijn neemt om daarin de hele schepping van God in haar veranderende gestalte aanwezig te stellen. Al het danken van christenen is een instemmen met het grote dankgebed van Jezus. Want ook wij worden door Jezus veranderd en verlost. Zo kunnen we vanuit het diepst van ons hart dankbaar zijn en onze dankbaarheid op de meest uiteenlopende manieren aan God betonen.
God hoeft geen applaus. Wij hebben het echter wel nodig dat we spontaan onze vreugde over God en de jubel in ons hart uitdrukken. Wij loven God omdat Hij er is en omdat Hij goed is. Zo stemmen we nu al in met de eeuwige lof van de engelen en de heiligen in de hemel. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2639-2642