29 november 2010
God alleen is Heer over leven en dood. Behalve in het geval van noodverweer mag geen mens een ander mens doden. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2258-2262.2318-2320
Een aantasting van het leven is een misdaad tegen God. Menselijk leven is heilig; dat wil zeggen: Het behoort God toe, is zijn eigendom. Zelfs ons eigen leven is ons slechts toevertrouwd. God zelf heeft ons het leven geschonken en Hij mag het ons weer afnemen. In het boek Exodus staat letterlijk: ‘Dood niet’ (Ex. 20, 13).
Verboden zijn moord en medeplichtigheid aan moord. Verboden is het moorden tijdens een oorlog. Verboden is de abortus van een mens vanaf het moment van de conceptie. Verboden is zelfdoding en zelfverminking of zelfvernietiging. Verboden is ook euthanasie, dat wil zeggen het doden van gehandicapte, zieke en stervende mensen. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2268-2283.2322-2325
Vandaag de dag wordt het verbod op doden vaak met schijnbaar humane argumenten omzeild. Noch euthanasie, noch abortus zijn echter humane oplossingen. Daarom is de kerk over dit soort vragen bijzonder helder. Ook wie zich schuldig maakt aan abortus, een ander mens daartoe dwingt of het ook maar adviseert, is – net als bij andere vergrijpen tegen het leven – automatisch geëxcommuniceerd. Wanneer een psychisch zieke mens zichzelf doodt, is de verantwoordelijkheid hiervoor niet zelden beperkt en zeer vaak zelfs geheel opgeheven.
Wie het leven van anderen daadwerkelijk bedreigt, mag en moet worden tegengehouden, desnoods door de aanvaller zelf te doden. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2263-2265.2321
Noodverweer is niet alleen een recht, het kan voor diegenen die voor het leven van anderen verantwoordelijk zijn, zelfs een plicht zijn. De handeling van noodverweer mag echter niet buitensporig en ongepast hard zijn.
De Kerk strijdt tegen de doodstraf, omdat die ‘zowel wreed als onnodig is’ (H. Paus Johannes Paulus II - Homilie
Op deze wijze is de liefde van God aan ons geopenbaard: God zond Zijn enige Zoon naar de wereld opdat we door Hem leven zouden hebben (1 Joh. 4, 9)
Trans World Dome, St. Louis
(27 januari 1999)). Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2266-2267
Elke rechtmatige staat heeft in principe ook het recht passende straffen op te leggen. In H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Evangelium Vitae
Over de waarde en de onaantastbaarheid van het menselijk leven
(25 maart 1995) (1995) zegt de paus weliswaar niet dat de toepassing van de doodstraf in elk opzicht een onacceptabele en onrechtmatige staf is. Maar een misdadiger het leven ontnemen is een extreme maatregel die een staat alleen mag toepassen ‘wanneer het absoluut noodzakelijk is.’ Van een dergelijke noodzakelijkheid is sprake wanneer je de menselijke samenleving niet anders kunt beschermen dan door de schuldige te doden. Dit soort gevallen is echter volgens Johannes Paulus II ‘uiterst zeldzaam en komt eigenlijk vrijwel niet voor.’
De dood actief bewerkstelligen is altijd een overtreding van het gebod ‘Gij zult niet doden’ (Ex. 20, 13). Het bijstaan van mensen in hun sterven is daarentegen zelfs een humanitair gebod. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2278-2279
De begrippen actieve euthanasie en passieve euthanasie maken de discussie onhelder. Eigenlijk gaat het erom of je een stervende mens doodt of hem laat sterven. Wie in de zin van de zogenaamde actieve euthanasie mensen helpt te sterven, overtreedt het vijfde gebod; wie in de zin van de zogenaamde passieve euthanasie een mens helpt die aan het sterven is, gehoorzaamt daarmee aan het gebod van de naastenliefde. Daarmee wordt bedoeld dat je, met de zekere dood van de patiënt in het vooruitzicht, afziet van bijzondere, ingrijpende en in geen verhouding tot het resultaat staande medische maatregelen. De beslissing hiertoe moet de patiënt zelf nemen of eventueel vooraf schriftelijk vastleggen. Indien hij daartoe niet meer in staat is, moet een gevolmachtigde de verklaarde of vermoedelijke wil van de stervende doen wedervaren. De zorg voor een stervende mag nooit worden opgegeven, want ze behoort tot het gebod van de naastenliefde en de barmhartigheid. Daarbij kan het legitiem zijn en overeenkomen met de menselijke waardigheid om pijnstillende medicijnen in te zetten, zelfs wanneer daarbij het gevaar bestaat dat daardoor het leven van de patiënt verkort wordt. Beslissend is dat bij dergelijke middelen de dood niet het doel of het middel is.
Het door God geschonken leven is Gods directe eigendom. Het is vanaf het eerste ogenblik heilig en niet voor de mens om over te beschikken. ‘Voordat ik je vormde in de moederschoot, had ik je al uitgekozen, voordat je de moederschoot verliet, had ik je al aan mij gewijd, je een profeet voor alle volken gemaakt’ (Jer. 1, 5). Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2270-2274.2322
God alleen is Heer over leven en dood. Zelfs ‘mijn’ leven is niet mijn eigendom. Ieder kind heeft van de conceptie af aan het recht om te leven. Vanaf het allereerste begin is de ongeboren mens een eigen persoon met rechten die niemand mag schenden: geen overheid, geen arts en ook geen moeder. Het feit dat de kerk hier zo duidelijk over is, is geen gebrek aan barmhartigheid, veeleer wil ze wijzen op de onherstelbare schade die het onschuldig gedode kind, zijn ouders en de hele samenleving wordt aangedaan. De bescherming van het onschuldige leven behoort tot de belangrijkste taken van de overheid. Wanneer de overheid die taak niet op zich neemt, ondermijnt ze zelf de fundamenten van de rechtsstaat.
Nee. Het aborteren van een gehandicapt kind is altijd een zware misdaad, zelfs wanneer je dit doet om deze mens later lijden te besparen.
Nee. Embryo’s zijn mensen, omdat het menselijke leven begint bij de versmelting van zaad en eicel. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2275.2323
Embryo’s als biologisch materiaal beschouwen, ze ‘produceren’ en hun stamcellen vervolgens ‘verbruiken’ voor onderzoeksdoeleinden is absoluut immoreel en valt onder het verbod op doden. Het is anders gesteld met het onderzoek op volwassen stamcellen, aangezien die niet kunnen uitgroeien tot mens. Medische ingrepen aan een embryo zijn alleen te verantwoorden wanneer ze genezing tot doel hebben, wanneer daarbij het leven en de ongestoorde ontwikkeling van het kind gegarandeerd is en het risico van de ingreep niet onevenredig groot is.
Het levensrecht en de waardigheid van een mens vormen een eenheid, ze zijn onafscheidelijk met elkaar verbonden. Je kunt een mens ook psychisch de dood injagen. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2284-2287.2326
Het gebod ‘Gij zult niet doden’ (Ex. 20, 13) heeft betrekking op zowel de psychische als de lichamelijke ongeschondenheid. Elke verleiding tot het boze, elke geweldpleging is een zware zonde, vooral dan wanneer die binnen een afhankelijkheidsrelatie plaatsvindt. Het vergrijp is bijzonder ernstig wanneer er sprake is van een afhankelijkheidsrelatie tussen volwassenen en kinderen. Daarmee wordt niet alleen gedoeld op seksueel misbruik, maar ook op de geestelijke verleiding door ouders, priesters, leraren of opvoeders, het afbrengen van waarden enz.
Het vijfde gebod verbiedt ook het geweld tegen het eigen lichaam. Jezus verlangt uitdrukkelijk van ons, onszelf te accepteren zoals we zijn en lief te hebben: ‘Heb uw naaste lief als uzelf’ (Mt. 22, 39).
Zelfvernietigende handelingen tegen het eigen lichaam (‘snijden’ enz.) zijn in de meeste gevallen psychische reacties op ervaringen van verlatenheid en een gebrek aan liefde. Ze vragen daarom in de eerste plaats om onze liefde voor die mensen. In het kader van die aandacht moet echter ook duidelijk worden dat er geen menselijk recht bestaat om het door God geschonken lichaam te vernietigen.
Gezondheid is een belangrijke, maar geen absolute waarde. Wij moeten dankbaar en zorgzaam omgaan met het lichaam dat God ons heeft gegeven, maar mogen niet tot een cultus van het lichaam vervallen. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2288-2291
De passende zorg voor de gezondheid behoort tot de basisplichten van de overheid, die de bestaansmogelijkheden moet bieden waaronder voldoende voeding, schone woningen en medische basisvoorzieningen gegarandeerd zijn.
Drugsgebruik is een zonde omdat het een daad van zelfvernietiging en dus een misdaad is tegen het leven, dat God ons uit liefde gegeven heeft. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2290-2291
Elke afhankelijkheid van een mens van legale (alcohol, medicijnen, tabak) en in versterkte mate van illegale drugs betekent het inruilen van de vrijheid voor slavernij. Het is schadelijk voor de gezondheid en het leven van de betreffende persoon en berokkent ook de medemens zware schade. Alle vormen van zelfverlorenheid en zelfvergetenheid van de mens in een roes, waartoe ook excessief eten en drinken, het zich uitleveren aan de eigen seksualiteit en het te hard rijden met de auto kunnen worden gerekend, zijn een verlies van menselijke waardigheid en vrijheid en daarom een zonde tegen God. Er moet een onderscheid gemaakt worden met het verstandige, bewuste en gematigde gebruik van genotsmiddelen.
Wetenschappelijke, psychologische of medische experimenten op levende mensen zijn alleen toegestaan als de te verwachten resultaten van belang zijn voor het menselijke welzijn en wanneer deze op geen enkele andere wijze kunnen worden verkregen. Dit alles mag echter uitsluitend met instemming van de betrokkenen plaatsvinden. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2292-2295
Bovendien mogen de experimenten niet buitensporig riskant zijn. Het is een misdaad om mensen tegen hun wil tot een object van onderzoek te maken. Het lot van de Poolse verzetsstrijdster Dr. Wanda Poltawska, één van de nauwste vrienden van paus Johannes Paulus II, herinnert ons aan datgene wat er op het spel staat, toen evenzeer als nu. Gedurende de nazitijd werd Wanda Poltawska het slachtoffer van de misdadige experimenten op mensen in het concentratiekamp Ravensbrück. Later spande deze psychiater zich in voor een vernieuwing van de medische ethiek en was ze één van de stichters van de Pauselijke Academie voor het Leven.
Orgaandonaties kunnen levens verlengen of de kwaliteit van leven verhogen en zijn daarom een ware dienst aan de naaste, althans voor zover mensen er niet toe worden gedwongen. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2296
Het moet zeker zijn dat een donateur tijdens zijn leven de vrije, bewuste toestemming heeft gegeven en niet is gedood om hem organen te kunnen ontnemen. Er bestaat ook donatie door levende donateurs, bijvoorbeeld bij een beenmergtransplantatie of bij het afstaan van een nier. Voor een orgaandonatie uit een stoffelijk overschot is een zekere vaststelling van de dood en de instemming van de donateur, gegeven tijdens zijn leven, of door zijn vertegenwoordiger, voorwaarde.
Dat recht wordt geschonden door gebruik van geweld, ontvoering en gijzeling, terrorisme, foltering, verkrachting, gedwongen sterilisatie en amputatie en verminking. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2297-2298
Die fundamentele misdaden tegen de gerechtigheid, de liefde en de menselijke waardigheid zijn ook dan niet gerechtvaardigd wanneer ze door de autoriteit van een overheid worden gedekt. In het bewustzijn van de historische schuld die ook christenen treft, strijdt de Kerk nu tegen elke vorm van lichamelijk of psychisch geweld, in het bijzonder tegen foltering.
Christenen laten een stervende mens niet alleen. Ze helpen hem om in gelovig vertrouwen waardig en vredig te sterven. Ze bidden met hem en zorgen ervoor dat hij op het juiste moment de Sacramenten ontvangt. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2299
Christenen gaan eerbiedig en liefdevol om met het stoffelijke overschot van een overledene in het bewustzijn dat God hem heeft geroepen voor de lichamelijke opstanding. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2300-2301
Het behoort tot de christelijke doodscultuur om een overledene op waardige wijze te begraven en het graf te versieren en te verzorgen. Tegenwoordig accepteert de Kerk ook andere vormen van uitvaarten (zoals een crematie), voor zover ze niet als teken tegen het geloof in de lichamelijke opstanding worden geduid.
Vrede is het gevolg van gerechtigheid en een teken van verwerkelijkte liefde. Waar vrede heerst, kan ‘elk schepsel goed tot rust komen’ (Thomas van Aquino). Aardse vrede is een weerspiegeling van de vrede van de Christus die hemel en aarde verzoend heeft. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2304-2305
Vrede is meer dan de afwezigheid van oorlog, meer ook dan een zorgvuldig uitgebalanceerd evenwicht van krachten (‘afschrikkingsevenwicht’). In een vredestoestand kunnen mensen met hun eerlijk verworven eigendom veilig leven en tot vrije uitwisseling met elkaar komen. Tijdens de vrede wordt de waardigheid en het zelfbeschikkingsrecht van het individu en van de volkeren gerespecteerd. Tijdens de vrede wordt het menselijke samenleven gekenmerkt door broederlijke solidariteit.
Paulus zegt: ‘Als u boos wordt, zondig dan niet: laat de zon niet ondergaan over uw boosheid’ (Ef. 4, 26). Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2302-2304
Boosheid is in eerste instantie een natuurlijke gemoedsaandoening, als reactie op ervaren onrechtvaardigheid. Wanneer boosheid echter verandert in haat en je je de naaste kwaad toewenst, ontstaat uit een normale gemoedstoestand een zware tekortkoming ten opzichte van de liefde. Elke ongecontroleerde woede, en vooral de wraaklust, is gericht tegen de vrede en vernietigt daarmee ‘de rust van de orde’.
Geweldloos handelen heeft voor Jezus een grote betekenis. Hij draagt zijn discipelen op: ‘Ik zeg jullie je niet te verzetten tegen wie kwaad doet, maar wie je op de rechterwang slaat, ook de linkerwang toe te keren’ (Mt. 5, 39). Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2311
Als Petrus Hem met geweld wil verdedigen, wijst Jezus hem terecht: ‘Steek je zwaard in de schede’ (Joh. 18, 11). Jezus roept niet op tot strijd. Hij zwijgt wanneer hij voor Pilatus staat. Hij kiest de kant van de slachtoffers, laat zich kruisigen om de wereld door liefde te verlossen en de vredelievenden zalig te spreken. Daarom heeft de Kerk ook achting voor mensen die uit gewetensbezwaren de militaire dienst weigeren, maar zich op een andere manier dienstbaar maken aan de samenleving.
De Kerk strijdt voor de vrede, maar staat niet voor een radicaal pacifisme. Je kunt namelijk noch het individu, noch de overheden en samenlevingen het fundamentele recht op noodverweer of de gewapende verdediging ontzeggen. Oorlog is moreel gezien slechts als laatste redmiddel te verdedigen. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2308
De Kerk zegt ondubbelzinnig nee tegen oorlog. Christenen moeten al het mogelijke doen om oorlog in een vroeg stadium te voorkomen: ze keren zich tegen wapenwedloop en wapenhandel, ze strijden tegen racistische, etnische en religieuze discriminatie, ze dragen bij aan de beëindiging van maatschappelijk en sociaal onrecht en versterken zo de vrede.
De inzet van militair geweld is alleen in het uiterste noodgeval mogelijk. De volgende criteria gelden voor een ‘rechtvaardige oorlog’:
Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2307-2309