29 november 2010
De Doop is de weg uit het rijk van de dood naar het leven; de toegangspoort tot de Kerk en het begin van een blijvende gemeenschap met God. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1213-1216.1276-1278
De Doop is het fundamentele Sacrament en de voorwaarde voor alle andere Sacramenten. Het verenigt ons met Jezus Christus, neemt ons op in zijn verlossende sterven aan het kruis, bevrijdt ons daardoor van de macht van de zonde en laat ons met Hem opstaan tot een leven zonder de macht van de zonde. Omdat de Doop een verbond met God is, moet de mens er ‘ja’ op zeggen. Bij de zuigelingendoop belijden de ouders in de plaats van het kind het geloof.
De klassieke vorm van doopbediening is de drievuldige onderdompeling van de dopeling in water. Meestal wordt het hoofd van de dopeling driemaal met water besprenkeld, waarbij de volgende woorden worden uitgesproken: ‘Ik doop u in naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.’ Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1229-1245.1278
Water symboliseert reiniging en nieuw leven, wat al tot uiting kwam in de boetedoop bij Johannes de Doper. De Doop, die in ‘naam van de Vader en de Zoon en van de Heilige Geest’ met water wordt toegediend, is meer dan een teken van omkeer en boete, het is nieuw leven in Christus. Daarom gaat de Doop gepaard met de zalving, het witte doopkleed en de doopkaars.
Ieder mens die nog niet gedoopt is, kan worden gedoopt. De enige voorwaarde is het geloof, dat bij de doop openlijk moet worden beleden. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1246-1252
Een mens die zich tot het Christendom bekeert, krijgt niet alleen een andere wereldbeschouwing. Hij gaat een weg van leren (catechumenaat) waarop hij door persoonlijke omkeer, maar vooral door het geschenk van de Doop tot een nieuw mens wordt. Hij is nu een levend lidmaat aan het lichaam van Christus.
De Kerk houdt sinds oude tijden vast aan de kinderdoop. Daarvoor is één reden: voordat wij voor God kiezen, heeft God voor ons gekozen. De Doop is dus een genade, een onverdiend geschenk van God, die ons onvoorwaardelijk aanneemt. Gelovige ouders die het beste willen voor hun kind, willen ook de Doop, waarin het kind aan de invloed van de erfzonde en de macht van de dood wordt onttrokken. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1250.1282
De kinderdoop stelt voorop dat christelijke ouders de dopeling het geloof bijbrengen. Het is een vergissing door een verkeerde opvatting van 'vrije keuze' het kind de Doop te willen onthouden. Zoals je een kind niet de liefde kunt onthouden opdat het later zelf voor de liefde kan kiezen, zo zou het een vergissing zijn als gelovige ouders hun kind de genade van God in de Doop zouden onthouden. Zoals ieder mens geboren wordt met het vermogen te spreken, maar de taal moet leren, zo wordt ook ieder mens geboren met het vermogen te geloven, maar moet hij het geloof leren kennen. Maar je kunt niemand de Doop opdringen. Als je als klein kind de Doop hebt ontvangen, moet je die zelf later in je leven ‘ratificeren’, dat wil zeggen: je moet er ja tegen zeggen, opdat hij vruchtbaar wordt.
In normale gevallen bedient de bisschop, een priester of een diaken het Sacrament van de Doop. In noodgevallen kan iedere Christen, ja ieder mens dopen, door water over het hoofd van de dopeling te gieten en de doopformule te spreken: ‘Ik doop u in de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest.’ Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1256.1284
De Doop is zo belangrijk dat zelfs een niet-Christen hem kan bedienen. Hij moet daarbij alleen de intentie hebben te doen wat de Kerk doet als zij doopt.
Voor allen die het Evangelie ontvangen hebben en gehoord hebben dat Christus ‘de Weg, de Waarheid en het Leven’ (Joh. 14, 6) is, is de Doop de enige weg tot God en tot het heil. Maar tegelijk is het waar dat Christus voor alle mensen is gestorven. Daarom vinden ook alle mensen het heil die geen gelegenheid hebben gehad Christus en het geloof werkelijk te leren kennen, maar die oprecht God zoeken en leven naar hun geweten (zogenaamde doopsel van begeerte). Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1257-1261.1281.1283
God heeft het heil verbonden aan de Sacramenten. Daarom moet de Kerk ze onvermoeibaar aanbieden aan de mensen. Missie opgeven zou verraad betekenen aan Gods opdracht. God zelf is echter niet gebonden aan de Sacramenten. Waar de Kerk – door schuld of door andere redenen – niet kan komen of zonder succes blijft, daar baant God zelf de mens een andere weg tot het heil.
Door de Doop worden wij lid van het lichaam van Christus, zusters en broeders van onze Verlosser en kinderen van God. Wij worden bevrijd van de zonde, ontrukt aan de dood en zijn vanaf dan bestemd voor een leven in de vreugde van de verlosten. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1262-1274.1279-1280
Gedoopt zijn betekent: mijn persoonlijke levensverhaal duikt onder in de stroom van de liefde van God. ‘Ons leven’, aldus Paus Benedictus XVI, ‘behoort Christus en niet meer onszelf. (...) Door Hem begeleid, ja door Hem in zijn liefde opgenomen, zijn wij vrij van angst. Hij omvangt ons en draagt ons, waar we ook gaan - Hij, die het leven zelf is’ Paus Benedictus XVI, Homilie, Tijdens de Paaswake 2007 - Sint Pieter, Resurrexi et adhuc tecum sum (7 apr 2007).
Door de naam die wij in de Doop ontvangen, zegt God ons: ‘Ik heb je bij je naam geroepen, je bent van mij’ (Jer. 43, 1). Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2156-2159.2165
In de Doop lost de mens niet op in een anonieme goddelijkheid, maar wordt hij juist in zijn individualiteit bevestigd. Met een naam gedoopt zijn betekent: God kent mij; Hij zegt ja tegen mij en neemt mij voor altijd aan in mijn onverwisselbare eenmaligheid.
Betere voorbeelden dan heiligen zijn er niet, en betere helpers ook niet. Als mijn patroon een heilige is, heb ik een vriend bij God. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2156-2159.2165-2167