29 november 2010
Hiermee vraag ik jullie om een ongewoon soort boek te lezen. Ongewoon is het vanwege de inhoud, maar ook door de manier waarop het tot stand is gekomen. Over dat ontstaan wil ik iets zeggen, omdat daaraan meteen het bijzondere van dit boek duidelijk wordt.
Eigenlijk is het voortgekomen uit een ander boek, dat in de jaren tachtig van de vorige eeuw ontstond. Het was toen een moeilijke tijd, voor de Kerk evengoed als voor de samenleving. Er was behoefte aan nieuwe richtingwijzers naar de toekomst. Na het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) en alle veranderingen in onze cultuur wisten veel mensen niet meer wat christenen eigenlijk geloven; wat de Kerk aan boodschap heeft en of zij eigenlijk wel iets te zeggen heeft; en hoe dat dan past in de fundamenteel veranderde cultuur. Is het christendom nog wel iets van deze tijd? Kun je vandaag de dag redelijkerwijs nog wel gelovig zijn? Dat vroegen ook goede Christenen zich af.
Paus Johannes Paulus II heeft toen een kloek besluit genomen. Hij vond dat alle bisschoppen van de wereld samen een boek moesten schrijven, waarin zij die vragen zouden beantwoorden. Aan mij vroeg hij om dat werk van de bisschoppen te coördineren en te zorgen dat wat de bisschoppen schreven een echt boek zou worden, niet alleen maar een opeenstapeling van stukken tekst. Dat boek moest ouderwets de Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997) heten, maar wel degelijk iets opwindend nieuws worden. Het moest laten zien wat de katholieke kerk in deze tijd gelooft en hoe je een gelovige kunt zijn die zijn verstand gebruikt.
Ik schrok dat ik dat moest gaan doen. Eerlijk gezegd was ik niet zeker of zo een onderneming zou kunnen slagen. Want hoe kun je nu verwachten dat auteurs van over de hele wereld samen een leesbaar boek schrijven? Hoe konden mensen die niet alleen geografisch, maar ook in intellectueel en spiritueel opzicht in heel verschillende continenten leven, samen een tekst tot stand brengen die innerlijke samenhang heeft en ook in ieder continent begrijpelijk is? Daar kwam bij dat ook die bisschoppen niet in hun eentje konden gaan schrijven, maar dat samen moesten doen met hun collega-bisschoppen en met hun plaatselijke kerkgemeenschappen. Ik moet toegeven dat ik het nog steeds een wonder vind dat het uiteindelijk gelukt is.
We kwamen drie of vier keer per jaar bij elkaar, een week lang, en discussieerden stevig over de losse stukken die intussen tot stand gekomen waren. Eerst moesten we natuurlijk beslissen hoe we het boek gingen opbouwen. Die opbouw moest eenvoudig zijn, zodat de auteurs, die we in verschillende groepen hadden opgedeeld, een duidelijke opdracht meekregen en hun bijdragen niet in een gecompliceerd systeem hoefden in te voegen. Diezelfde opbouw vinden jullie ook in dit boek. Hij is gewoon overgenomen uit de eeuwenlange ervaring met catechese: wat wij geloven – hoe wij de christelijke geheimen vieren – hoe wij in Christus het ware leven vinden – hoe wij moeten bidden. Ik wil hier niet vertellen hoe wij ons vervolgens langzaam door alle kwesties heen geworsteld hebben totdat het eindelijk een boek was. Er is natuurlijk kritiek mogelijk op zo een boekwerk, en niet eens weinig: het is mensenwerk en daardoor onvolmaakt, het kan beter. Toch is het een belangrijk boek: het getuigt van eenheid in verscheidenheid. De vele stemmen konden samen een groot koor vormen, omdat wij beschikten over de gemeenschappelijke partituur van het geloof, die de kerk vanaf de apostelen door de eeuwen heen gedragen heeft.
Waarom vertel ik dat allemaal? Toen we destijds het boek maakten, moesten wij al vaststellen dat niet alleen de continenten en de nationale culturen onderling verschillend zijn, maar dat er ook binnen elke samenleving weer verschillende ‘continenten’ bestaan: arbeiders denken anders dan boeren, natuurwetenschappers anders dan filologen, ondernemers anders dan journalisten, jongeren anders dan ouderen. Bij ons spreken en denken moesten we dus een positie innemen die deze verschillen oversteeg, we moesten eigenlijk vooral kijken waar de overeenkomsten lagen. Al doende beseften wij steeds meer dat de tekst in de taal van allerlei leefwerelden overgebracht moet worden om daar de mensen te kunnen bereiken bij hun eigen denken en vragen. Tijdens de Wereldjongerendagen van de laatste jaren – Rome, Toronto, Keulen, Sydney – hebben jonge mensen uit de hele wereld elkaar ontmoet, jongeren die gelovig willen zijn, die God zoeken, van Christus houden en gezelschap zoeken voor onderweg. In die context kwam het idee op: zouden wij niet moeten proberen de Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997) in de taal van jongeren over te brengen? De belangrijke elementen ervan te laten weerklinken in de wereld van jonge mensen van tegenwoordig? Natuurlijk zijn er ook onder de jongeren van tegenwoordig weer veel verschillen. Nu is er dan onder de ervaren leiding van Christoph Schönborn, de aartsbisschop van Wenen, een Youcat voor jongeren tot stand gekomen. Ik hoop dat veel jonge mensen zich door dit boek laten meenemen.
Nogal wat mensen zeggen tegen mij: jongeren van tegenwoordig interesseert dat niet. Dat bestrijd ik, en ik weet zeker dat ik gelijk heb. Jongeren van tegenwoordig zijn niet zo oppervlakkig als wordt gedacht. Zij willen weten waar het in het leven werkelijk om gaat. Een detective is spannend, omdat wij dan meegevoerd worden in andermans lot, dat ook het onze had kunnen zijn. Het voorliggende boek is spannend, omdat daarin ons eigen lot ter sprake komt en omdat het daarom ten diepste over onszelf gaat. Ik nodig jullie uit: bestudeer de catechismus! Dat is wat ik heel graag zou willen. Deze catechismus praat jullie niet naar de mond. Hij maakt het jullie niet gemakkelijk. Hij vraagt jullie namelijk om een nieuw leven te gaan leiden. Hij legt jullie de boodschap van het evangelie voor als de ‘kostbare parel’ (Mt. 13, 45) waarvoor je alles moet over hebben. Daarom vraag ik jullie: bestudeer de catechismus enthousiast en met volharding! Besteed er tijd aan. Studeer in de stilte van je kamer, lees hem samen met iemand anders, een vriend of vriendin, leer met anderen samen, in groepen of netwerken, gebruik het internet om van gedachten te wisselen. Blijf over je geloof in gesprek, op wat voor manier dan ook.
Je moet weten wat je gelooft. Je moet je geloof net zo goed kennen als een IT-specialist zijn computersysteem. Je geloof moet je vertrouwd zijn zoals een goede musicus het stuk dat hij speelt. Ja, jullie moeten nog veel meer met het geloof vertrouwd zijn dan de generatie van jullie ouders dat was. Want jullie moeten de uitdagingen en verleidingen van deze tijd krachtig en vastbesloten aankunnen. Jullie hebben Gods hulp nodig, anders droogt jullie geloof op als een dauwdruppel in de zon. Met Gods hulp hoeven jullie niet toe te geven aan consumptiegedrag, verdrinkt jullie liefde niet in de zee van pornografie, zijn jullie trouw aan de zwakken onder ons en laten jullie slachtoffers niet in de steek. Eén ding wil ik jullie ten slotte nog meegeven, nu jullie je gaan verdiepen in de catechismus. Jullie weten allemaal hoe ernstig de geloofsgemeenschap de laatste tijd beschadigd is door het kwaad, door de zonde die binnengedrongen is in het hart van de kerk. Gebruik dat niet als uitvlucht om weg te lopen voor Gods aangezicht. Breng jullie pure en vurige liefde binnen in de kerk, hoe vaak haar gelaat door mensen ook misvormd is. ‘Laat uw enthousiasme niet bekoelen, maar laat u aanvuren door de Geest en dien de Heer’ (Rom. 12, 11).
Toen Israël op een dieptepunt in haar geschiedenis was, riep God niet belangrijke en aanzienlijke mensen te hulp, maar een jongere. Hij heette Jeremia. Jeremia voelde zich overvraagd: ‘Nee, Heer, mijn God! Ik kan het woord niet voeren, ik ben te jong’ (Jer. 1, 6). Maar God liet zich niet van de wijs brengen: ‘Zeg niet: “Ik ben te jong.” Richt je tot iedereen naar wie ik je zend en zeg alles wat ik je opdraag’ (Jer. 1, 7).
Ik zegen jullie en bid elke dag voor jullie allemaal.
Benedictus XVI