29 november 2010
God wilde dat Jezus Christus een echte menselijke moeder had, maar alleen God zelf als Vader, want Hij wilde een nieuw begin maken, te danken aan Hem alleen en niet aan aardse krachten. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 484-504.508-510
Maria’s maagdelijkheid is geen achterhaalde mythologische voorstelling, maar is van fundamentele betekenis voor het leven van Jezus. Hij werd uit een vrouw geboren, maar had geen aardse vader. Jezus Christus is een nieuw begin in de wereld, van bovenaf tot stand gebracht. In het Lucasevangelie vraagt Maria aan de engel: ‘Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers nog nooit gemeenschap met een man gehad’ (Lc. 1, 34). Daarop antwoordde de engel: ‘De Heilige Geest zal over je komen’ (Lc. 1, 35). Hoewel de Kerk vanaf het begin bespot werd om haar geloof aan Maria’s maagdelijkheid, heeft zij altijd geloofd dat het gaat om een echte en niet louter symbolische maagdelijkheid.
Nee, Jezus is de enige lijfelijke zoon van Maria. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 500.510
Al in de jonge Kerk werd aangenomen dat Maria blijvend maagd was, zodat Jezus ook geen broers en zussen kan hebben gehad. In het Aramees bestaat er slechts eenzelfde woord voor broeders en zusters, neven en nichten. Als de Evangeliën spreken over ‘broers en zussen’ van Jezus (bijvoorbeeld in (Mc. 3, 31-35)), dan gaat het om naaste familieleden van Jezus.
Nee. Wie Maria moeder van God noemt, belijdt daarmee dat haar Zoon God is. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 495.509
Toen de eerste generaties christenen worstelden met de vraag wie Jezus was, werd de titel Theotokos (‘Moeder van God’) het criterium voor de orthodoxe interpretatie van de Heilige Schrift: Maria heeft niet alleen een mens voortgebracht die na zijn geboorte God ‘geworden’ is, maar haar kind is al in haar schoot de ware Zoon van God. Bij die kwestie gaat het niet allereerst om Maria, maar opnieuw om de vraag of Jezus tegelijkertijd waarlijk mens en waarlijk God is.
De Kerk gelooft ‘dat de allerheiligste Maagd Maria vanaf het begin van haar ontvangenis door een bijzondere genade van de almachtige God, met het oog op de verdiensten van Jezus Christus, de Redder van het menselijk geslacht, gevrijwaard bleef van iedere smet van de erfzonde.’ (Dogma van 1854; Dogma) Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 487-492.508
Het geloof in de ‘onbevlekte ontvangenis’ bestaat vanaf het begin van de Kerk. Het begrip is momenteel vatbaar voor misverstanden. Het wil zeggen dat God Maria gevrijwaard heeft voor de erfzonde, en wel vanaf het begin. Het zegt niets over hoe Jezus ontvangen is in het lichaam van Maria. En het vertegenwoordigt al helemaal niet een negatieve christelijke visie op seksualiteit, alsof man en vrouw zich zouden ‘bevlekken’ wanneer zij een kind verwekken.
Maria was meer dan een louter passief werktuig in Gods handen. Het was ook haar actieve instemming die God mens deed worden. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 493-494.508-511
Aan de engel die tegen haar zei dat zij de ‘Zoon van de Allerhoogste’ zou voortbrengen, zei Maria: ‘Laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd’ (Lc. 1, 38). De verlossing van de mensheid door Jezus Christus begint dus met een vraag van God, met de vrije instemming van een mens – en met een zwangerschap voordat Maria met Jozef getrouwd was. Langs die ongewone wegen werd Maria voor ons tot ‘toegangspoort van het heil’.
Maria is onze moeder, omdat Christus, de Heer, haar ons als moeder gegeven heeft. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 963-966.973
‘Dat is uw zoon (...) dat is je moeder’ (Joh. 19, 26-27). De Kerk heeft die woorden, die Jezus vanaf het kruis gesproken heeft tegen Johannes, altijd zo begrepen dat hiermee de hele Kerk aan Maria werd toevertrouwd. Daardoor is Maria ook onze moeder. Wij mogen haar aanroepen en vragen om bij God te bemiddelen.
Van Maria leren bidden betekent instemmen met de woorden van haar gebed: ‘Laat er met mij gebeuren wat U hebt gezegd’ (Lc. 1, 38). Bidden is uiteindelijk overgave als antwoord op Gods liefde. Wanneer we net als Maria ‘ja’ zeggen, heeft God de mogelijkheid zijn leven in het onze te voeren. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2617-2618.2622.2674