29 november 2010
De ziel is dat wat elk van ons tot mens maakt: zijn geestelijke levensbeginsel, zijn innerlijk. De ziel maakt dat het stoffelijke lichaam een levend, menselijk lichaam is. Door zijn ziel is de mens een wezen dat ‘ik’ kan zeggen, hij staat daardoor als een uniek individu voor Gods aangezicht. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 362-365.382
Mensen zijn wezens met een lichaam en een geest. De menselijke geest is meer dan een functie van het lichaam en kan niet verklaard worden uit de materiële conditie van de mens. Het verstand zegt ons: er moet een geestelijk beginsel zijn, dat weliswaar aan dit lichaam gebonden is, maar er niet mee samenvalt. Dat noemen wij ‘ziel’. Hoewel de ziel langs natuurwetenschappelijke weg niet bewezen kan worden, kun je de mens niet als geestelijk wezen begrijpen, als je niet zo een geestelijk beginsel aanvaardt dat de materie overstijgt.