
29 november 2010
(Latijn: caro, carnis = vlees, menswording) Menswording van God in Jezus Christus. Fundament van het christelijke geloof en van de hoop op de verlossing van de mens.
‘Hij is voor ons mensen en omwille van ons heil uit de hemel neergedaald’ (Credo van Nicea- Constantinopel). Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 456-460
God heeft in Jezus Christus de wereld met zich verzoend en de mensen uit de gevangenschap van de zonde verlost. ‘Want God had de wereld zo lief dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven’ (Joh. 3, 16). In Jezus nam God ons sterfelijke menselijk lichaam aan (incarnatie), deelde ons aardse lot, ons lijden en onze dood, en werd in alles één van ons, behalve in de zonde.
Het Bijbelse woord ‘vlees’ verwijst naar de mens in zijn zwakheid en sterfelijkheid. God beschouwt het menselijke vlees echter niet als iets minderwaardigs. In Jezus Christus werd Hij zelf ‘vlees’ (incarnatie) om de mensen te verlossen. God verlost niet alleen de geest van de mens, Hij verlost hem geheel, met lichaam en ziel. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 988-991.997-1001.1015
God heeft ons met lichaam (vlees) en ziel geschapen. Hij laat het ‘vlees’, ja, de hele schepping, aan het einde van de wereld niet zomaar vallen als een afgedankt stuk speelgoed. Op de ‘laatste dag’ zal Hij ons in het vlees opwekken – dat wil zeggen: we zullen veranderd zijn, maar ons toch in ons element voelen. Ook voor Jezus was het in-het-vlees-zijn geen episode. Toen de Verrezen Heer zich vertoonde, zagen de leerlingen zijn littekens.