29 november 2010
De hemel is Gods woonplaats, de plaats waar engelen en heiligen wonen, het einddoel van de schepping. Met de woorden ‘hemel en aarde’ bedoelen wij het geheel van de geschapen werkelijkheid. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 325-327
De hemel is niet een plaats binnen deze wereld. Hij is een toestand aan de overzijde. Hemel is daar waar Gods wil zonder enige tegenwerking geschiedt. Hemel is dan wanneer er leven is in allerhoogste dichtheid en zaligheid – leven zoals wij het op aarde niet vinden. Wanneer wij met Gods hulp ooit in de hemel komen, dan staat ons iets te wachten ‘wat het oog niet heeft gezien en het oor niet heeft gehoord, wat in geen mensenhart is opgekomen: dat heeft God bestemd voor wie Hem liefheeft’ (1 Kor. 2, 9).
De hemel is het eindeloze moment van liefde. Niets scheidt ons meer van God, van wie onze ziel houdt en naar wie ze een leven lang gezocht heeft. Samen met alle engelen en heiligen mogen we ons voor altijd met en over God verheugen. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1023-1026.1053
Wie een verliefd stel elkaar vol liefde ziet aankijken, of wie een baby aan de moederborst ziet die de ogen van zijn moeder zoekt alsof hij iedere glimlachje voor altijd wil opslaan, krijgt een vaag vermoeden van de hemel. God te mogen zien, van aangezicht tot aangezicht – dat is als één enkel oneindig moment van liefde.
De hemel is daar waar God is. Het woord ‘hemel’ is geen aanduiding van een plaats, maar van het er-zijn van God, dat niet aan ruimte en tijd gebonden is. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2794-2796.2803
Wij moeten de hemel niet achter de wolken zoeken. Waar wij ons ook tot God in zijn heerlijkheid en tot de naaste in zijn nood wenden; waar we de vreugde van de liefde ervaren; waar we ons bekeren en met God laten verzoenen, daar gaat de hemel open. ‘Niet daar waar de hemel is, is God, maar daar waar God is, daar is de hemel’ (Gerhard Ebeling).
Wanneer we bidden om de universele doorzetting van Gods wil, vragen we dat het op aarde en in onze harten zo wordt als het in de hemel al is. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2822-2827.2860
Zolang wij nog op onze eigen plannen, onze wil en onze voorstellingen inzetten, kan de aarde niet tot hemel worden. De ene wil dit, de andere dat. We vinden ons geluk echter wanneer we samen willen wat God wil. Bidden betekent: stukje bij beetje Gods wil op deze aarde de ruimte geven.