29 november 2010
De naam van God heiligen betekent Hem boven al het andere stellen. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2807-2815.2858
De ‘naam’ wijst in de Heilige Schrift op het ware wezen van een persoon. ‘De naam van God heiligen’ betekent beantwoorden aan zijn werkelijkheid, Hem erkennen, loven, Hem waardering en eer betonen en volgens zijn geboden leven.
God vereren wij alleen daarom al als Vader, omdat Hij de Schepper is en liefdevol met zijn schepselen omgaat. Bovendien heeft Jezus, Gods Zoon, ons geleerd om zijn Vader als onze Vader te beschouwen en hem als ‘onze Vader’ aan te spreken. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 238-240
Voordat het Christendom bestond, waren er al verschillende godsdiensten waarin God ‘Vader’ genoemd werd. En al voor Jezus’ komst spraken de Israëlieten God als hun Vader aan (Deut. 32, 6)(Mal. 2, 10) en zij wisten dat Hij ook als een moeder is (Jes. 66, 13). Een vader en een moeder beleven mensen als oorsprong en gezag, beschermend en dragend. Wie God als Vader werkelijk is, laat Jezus Christus ons zien: ‘Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien’ (Joh. 14, 9). In de gelijkenis van de verloren zoon doet Jezus een beroep op het diepe menselijke verlangen naar een barmhartige Vader.
Op de eerste plaats is bidden de verheffing van het hart naar God. En toch heeft Jezus zelf het bidden met woorden geleerd. Met het Onze Vader heeft Hij ons het perfecte mondelinge gebed nagelaten als zijn testament van hoe wij moeten bidden. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2700-2704.2722
Bij het bidden moeten we niet alleen vrome gedachten hebben. We moeten uitspreken wat ons hart bedrukt en als beklag, bede, lof en dank voor onze God brengen. Vaak zijn het de grote mondelinge gebeden – de psalmen en hymnen van de Heilige Schrift, het "Onze Vader", het "Wees Gegroet" – die ons op de ware inhoud van het gebed wijzen en leiden tot een vrijer innerlijk bidden.