29 november 2010
‘God laat het kwade toe, alleen om er iets beters uit te laten voortkomen’ (H. Thomas van Aquino). Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 309-314.324
Het kwaad in de wereld is een duister en verdrietig geheim. Zelfs de Gekruisigde vroeg aan zijn Vader: ‘Mijn God, waarom hebt u mij verlaten?’ (Mt. 27, 46). Er zijn veel dingen onbegrijpelijk. Maar één ding weten wij met zekerheid: God is honderd procent goed. Hij kan nooit de aanstichter zijn van iets kwaads. God heeft de wereld goed geschapen, maar de wereld is nog niet voltooid. In heftig verwerpen en pijnlijke processen groeit de wereld toe naar zijn definitieve voltooiing. Daarbinnen kun je plaatsen wat de kerk noemt: fysiek kwaad, bijvoorbeeld een aangeboren afwijking of een natuurramp. Er is ook moreel kwaad, maar dat komt door misbruik van de vrijheid in de wereld. De ‘hel op aarde’ – kindsoldaten, zelfmoordaanslagen, concentratiekampen – wordt doorgaans door mensen aangericht. De beslissende vraag is daarom niet: ‘Hoe kun je in een goede God geloven, als er zoveel kwaad in de wereld is?’ maar: ‘Hoe zou een mens met hart en verstand het leven in deze wereld kunnen uithouden, als er géén God bestond?’ Dood en opstanding van Christus laten ons zien: het kwaad had niet het eerste woord, het heeft ook niet het laatste woord. Uit het ergst denkbare kwaad heeft God het absoluut goede laten voortkomen. Wij geloven dat God bij het laatste oordeel een eind maakt aan alle onrecht. In het leven van de komende wereld is er geen plaats meer voor het kwaad en is er geen lijden meer.
‘Voor God is niets onmogelijk’ (Lc. 1, 37). Hij is almachtig. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 268-278
Wie God aanroept in nood, gelooft dat Hij almachtig is. God heeft de wereld geschapen uit het niets. Hij is de Heer van de geschiedenis. Hij stuurt alle dingen en Hij kan alles. Maar hoe Hij zijn almacht gebruikt, is een mysterie. Vaak vragen mensen: waar was God dan? Via de profeet Jesaja zegt Hij tegen ons: ‘Mijn plannen zijn niet jullie plannen, en jullie wegen zijn niet mijn wegen’ (Jes. 55, 8). Niet zelden is Gods almacht juist daar te zien waar mensen er niets meer van verwachten. De onmacht op Goede Vrijdag ging vooraf aan de verrijzenis.
Niet God verdoemt de mens. Het is de mens zelf die Gods barmhartige liefde afwijst en zichzelf vrijwillig het (eeuwige) leven ontneemt, door zich buiten te sluiten van de gemeenschap met God. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1036-1037
God verlangt naar gemeenschap, zelfs met de laatste zondaar; Hij wil dat iedereen zich bekeert en gered wordt. Maar God heeft de mens vrij geschapen en respecteert zijn keuzes. Zelfs God kan de liefde niet dwingen. Als degene die liefheeft, is Hij ‘machteloos’ als iemand in plaats van de hemel de hel kiest.
Veel mensen die tijdens zijn aardse leven een beroep deden op Jezus om genezing, werden verhoord. Jezus, die uit de dood is opgestaan, leeft en verhoort onze gebeden en geeft ze door aan de Vader. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2615-2616.2621
We kennen nog altijd de naam van de voorganger in de synagoge: Jaïrus heette de man die Jezus om hulp smeekte en die verhoord werd. Zijn dochter was doodziek. Niemand kon nog helpen. Jezus genas zijn dochtertje niet alleen, Hij liet haar zelfs uit de dood ontwaken (Mc. 5, 21-43). Er is een groot aantal genezingen door Jezus bekend. Hij verrichtte tekenen en wonderen. Lammen, melaatsen en blinden vroegen Jezus niet vergeefs. Ook van alle heiligen van de kerk is bekend dat hun gebeden zijn verhoord. Veel Christenen kunnen vertellen hoe ze God hebben aangeroepen en hoe Hij hen heeft verhoord. God is echter geen automaat. Hoe Hij precies onze gebeden verhoort, moet we aan Hem overlaten.