29 november 2010
Het bidden is niet op zoek gaan naar oppervlakkig succes, maar naar de wil en de nabijheid van God. Juist het schijnbare zwijgen van God is een uitnodiging om nog een stap verder te gaan – in totale overgave, grenzeloos geloof, oneindige verwachting. Wie bidt, moet God de gehele vrijheid laten om te spreken wanneer Hij dat wil, te vervullen wat Hij wil, en zich te geven zoals Hij het wil. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2735-2737
We zeggen vaak: Ik heb vaak gebeden – en het heeft niets geholpen. Misschien bidden we niet intensief genoeg. Zo vroeg de heilige Pastoor van Ars ooit aan een medebroeder die over zijn gebrek aan succes klaagde: ‘Je hebt gebeden – je hebt gezucht (...) maar heb je ook gevast, heb je gewaakt?’ Het zou ook kunnen zijn dat we God om de verkeerde dingen vragen. Zo zei Theresia van Avila ooit eens: ‘Bid niet om lichtere lasten, bid om een sterkere rug!’
‘Voor God is niets onmogelijk’ (Lc. 1, 37). Hij is almachtig. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 268-278
Wie God aanroept in nood, gelooft dat Hij almachtig is. God heeft de wereld geschapen uit het niets. Hij is de Heer van de geschiedenis. Hij stuurt alle dingen en Hij kan alles. Maar hoe Hij zijn almacht gebruikt, is een mysterie. Vaak vragen mensen: waar was God dan? Via de profeet Jesaja zegt Hij tegen ons: ‘Mijn plannen zijn niet jullie plannen, en jullie wegen zijn niet mijn wegen’ (Jes. 55, 8). Niet zelden is Gods almacht juist daar te zien waar mensen er niets meer van verwachten. De onmacht op Goede Vrijdag ging vooraf aan de verrijzenis.