29 november 2010
De onzichtbare God kennen is een grote opgave voor de menselijke geest. Veel mensen schrikken daarvoor terug. Sommigen willen God ook niet kennen, omdat zij dan hun leven moeten veranderen. Wie zegt dat vragen naar God zinloos is omdat er toch geen antwoord op is, maakt het zichzelf te gemakkelijk. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 37-38
God heeft een verlangen in ons hart gelegd waarmee wij Hem kunnen zoeken en vinden. De H. Augustinus zegt: ‘U hebt ons naar u toe geschapen, en rusteloos is ons hart tot het rust vindt in u.’ Dit verlangen naar God noemen wij religie. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 27-30
Het hoort bij de natuur van de mens dat hij zoekt naar God. Heel zijn streven naar waarheid en geluk is uiteindelijk een zoeken naar wat hem volstrekt draagt, volstrekt bevredigt, volstrekt in dienst neemt. Een mens is pas dan helemaal zichzelf als hij God gevonden heeft. ‘Wie de waarheid zoekt, zoekt God, of hij dat nu weet of niet’ (H. Edith Stein).
Atheïsme is geen zonde wanneer een mens niet weet van God of de godsvraag in zijn geweten heeft gewogen en niet kan geloven. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2127-2128
De grens tussen niet kunnen geloven en niet willen geloven is niet zo duidelijk. De houding waarbij het geloof domweg als onbelangrijk wordt afgedaan zonder nader onderzoek, is vaak erger dan een weloverwogen atheïsme.