
29 november 2010
De schaamte beschermt de intieme ruimte van de mens: zijn geheim, zijn meest eigen en innerlijkste, zijn waardigheid, en vooral ook zijn vermogen tot liefde en erotische overgave. Ze heeft betrekking op datgene wat alleen de liefde mag zien. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2521-2525.2533
Veel jonge christenen leven in een wereld waarin alles als vanzelfsprekend wordt getoond en elk gevoel van schaamte systematisch wordt afgeleerd. Schaamteloosheid is echter onmenselijk. Dieren kennen geen schaamte. Voor mensen is het daarentegen een wezenlijk kenmerk. Ze verbergt niet iets minderwaardigs, maar beschermt iets waardevols, namelijk de waardigheid van de persoon in zijn vermogen lief te hebben. De schaamte is in alle culturen te vinden, al neemt ze uiteenlopende vormen aan. Ze heeft niets te maken met preutsheid of een verkrampte opvoeding. De mens schaamt zich ook voor zijn zondigheid en andere dingen die zijn waardigheid zouden aantasten als ze openbaar werden gemaakt. Wie door woorden, blikken, gebaren of handelingen de natuurlijke schaamte van een ander mens kwetst, berooft hem van zijn waardigheid.