29 november 2010
God heeft een verlangen in ons hart gelegd waarmee wij Hem kunnen zoeken en vinden. De H. Augustinus zegt: ‘U hebt ons naar u toe geschapen, en rusteloos is ons hart tot het rust vindt in u.’ Dit verlangen naar God noemen wij religie. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 27-30
Het hoort bij de natuur van de mens dat hij zoekt naar God. Heel zijn streven naar waarheid en geluk is uiteindelijk een zoeken naar wat hem volstrekt draagt, volstrekt bevredigt, volstrekt in dienst neemt. Een mens is pas dan helemaal zichzelf als hij God gevonden heeft. ‘Wie de waarheid zoekt, zoekt God, of hij dat nu weet of niet’ (H. Edith Stein).
God heeft zo’n eindeloos verlangen in ons hart gelegd dat het door niets te vervullen is, behalve door God zelf. Alle aardse vervullingen geven ons alleen maar een voorsmaak van het eeuwige geluk. Daarbovenuit worden wij naar God getrokken. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1718-1719.1725
De hoop is de kracht waarin wij sterk en bestendig verlangen naar datgene waartoe wij op aarde zijn: om God te loven en Hem te dienen; naar datgene waaruit ons ware geluk bestaat: in God onze vervulling te vinden; en naar datgene waar ons uiteindelijke thuis is: in God. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1817-1821.1843
Hoop is vertrouwen in wat God ons in de schepping, in de profeten en vooral in Jezus Christus heeft beloofd, ook wanneer we het nog niet zien. Opdat wij geduldig kunnen hopen op het ware, hebben we Gods Heilige Geest gekregen.