29 november 2010
God heeft man en vrouw voor elkaar bestemd opdat zij ‘niet meer twee, maar een’ zijn (Mt. 19, 6): op die manier moeten ze de liefde leven, vruchtbaar zijn en zo een teken voor God zelf worden, die niets dan overstromende liefde is. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1601-1605
God, die liefde is en het oerbeeld van gemeenschap, heeft de mens als man en vrouw geschapen opdat zij tezamen zijn beeld en gelijkenis vormen. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 369-373.383
God heeft de mens zo gemaakt dat hij als man en vrouw verlangt naar vervulling en eenheid in de ontmoeting met het andere geslacht. Mannen en vrouwen zijn absoluut gelijkwaardig, maar brengen door de creatieve ontvouwing van hun man- en vrouw-zijn verschillende aspecten tot uitdrukking van Gods volmaakte wezen. God is geen man en ook geen vrouw, maar Hij heeft zich wel vaderlijk (Lc. 6, 36) en moederlijk (Jes. 66, 13) getoond. In de liefde tussen man en vrouw, met name in de huwelijksgemeenschap, waarin man en vrouw ‘één van lichaam’ (Gen. 2, 24) worden, mogen mensen iets ervaren van het geluk van de definitieve volheid die de vereniging met God meebrengt. Net zoals Gods liefde trouw is, zo probeert ook hun liefde trouw te zijn; en die liefde is scheppend zoals bij God, want uit hun huwelijk ontstaat nieuw leven.
Nee, God heeft mannen en vrouwen dezelfde waardigheid als persoon gegeven. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2331.2335
Mannen en vrouwen zijn beiden naar het evenbeeld van God geschapen mensen en door Jezus Christus verloste kinderen van God. Het is even onchristelijk als onmenselijk om iemand te discrimineren of achter te stellen omdat hij of zij man of vrouw is. Gelijke waardigheid en gelijke rechten betekenen echter nog geen uniformiteit. Een gelijkstelling die aan de eigenheid van man en vrouw voorbijgaat, is in strijd met het scheppingsidee van God.