29 november 2010
Niemand kan in zijn eentje geloven, zoals ook niemand in zijn eentje kan leven. Het geloof ontvangen wij door de Kerk en wij beleven het in gemeenschap met de mensen met wie wij ons geloof delen. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 166-169.181
Het geloof is het meest persoonlijke in een mens, maar daarom is het nog geen privékwestie. Wie wil geloven, moet zowel ‘ik’ als ‘wij’ kunnen zeggen, want een geloof dat je niet kunt delen en meedelen, is ondenkbaar. De individuele gelovige stemt in vrijheid in met wat de Kerk zegt dat ‘wij geloven’. Van de Kerk heeft hij zijn geloof ontvangen – zij was het die het geloof door de eeuwen heen tot hier heeft overgeleverd, het voor vervalsingen heeft behoed en steeds opnieuw heeft laten oplichten. Als je gelooft, heb je daarom deel aan een gemeenschappelijke overtuiging. Het geloof van anderen draagt mij mee, zoals ook het vuur van mijn geloof aanstekelijk werkt op anderen en hen sterk maakt. Het ‘ik’ en het ‘wij’ van het geloof is terug te vinden in de twee geloofsbelijdenissen die de Kerk in haar liturgievieringen gebruikt: de apostolische geloofsbelijdenis, die begint met ‘Ik geloof’ (Credo), en de 1e Concilie van Constantinopel
Credo van Nicea - Constantinopel
(31 juli 381), die oorspronkelijk opende met ‘Wij geloven’ (Credimus).