29 november 2010
Jezus zelf heeft het Boetesacrament ingesteld toen Hij op de paasdag verscheen aan zijn leerlingen en hun opdroeg: ‘Ontvang de Heilige Geest. Als jullie iemands zonden vergeven, dan zijn ze vergeven; vergeven jullie ze niet, dan zijn ze niet vergeven’ (Joh. 20, 22-23). Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1439.1485
Nergens heeft Jezus mooier gezegd wat er in het Boetesacrament gebeurt dan in de gelijkenis van de verloren zoon: wij raken de weg kwijt, verliezen onszelf, kunnen niet meer. Maar onze Vader wacht op ons met groot, ja eindeloos verlangen; Hij vergeeft ons als wij terugkomen; Hij neemt ons weer aan, vergeet de zonde. Jezus zelf heeft veel mensen hun zonden vergeven; dat was voor Hem belangrijker dan wonderen te doen. Hij zag het als het grote teken voor het aanbreken van het rijk van God, waar alle wonden geheeld en alle tranen gedroogd worden. De kracht van de Heilige Geest, waarmee Jezus zonden vergaf, heeft Hij doorgegeven aan zijn Apostelen. Als wij naar een priester gaan en biechten, vallen we in de armen van onze hemelse Vader.
Zonde is: in wezen een afwijzen van God en de weigering om zijn liefde te aanvaarden. Dat komt tot uiting in het negeren van zijn geboden. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 385-390
Zonde is meer dan verkeerd handelen; het is ook geen psychische zwakheid. Ten diepste is het afwijzen of vernietigen van iets goeds het afwijzen van de Goede als zodanig, de afwijzing van God. Zonde in zijn meest verschrikkelijke dimensie betekent: gescheiden zijn van God en daardoor van de bron van het leven. Daarom is ook de dood het gevolg van de zonde. Pas door Jezus begrijpen wij hoe afgrondelijk diep de zonde is: Jezus onderging de afwijzing van God aan zijn eigen lichaam. Hij nam het dodelijke geweld van de zonde op zich, om te vermijden dat dit ons zou treffen. Daarvoor gebruiken wij het woord verlossing.
Ja. Jezus heeft niet alleen zelf zonden vergeven, maar ook de Kerk de opdracht en de macht gegeven om mensen van hun zonden te bevrijden. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 981-983.986-987
Door de dienst van de priester wordt hem de vergeving van God geschonken en de schuld zo volledig opgelost, alsof ze nooit bestaan had. Een priester kan dat alleen omdat Jezus hem deelgenoot maakt van zijn eigen goddelijke macht om de zonden te vergeven.
Fundamenteel worden de zonden vergeven in het Sacrament van de Doop. Vervolgens is voor de vergeving van zware zonden het Sacrament van Boete en Verzoening (Sacrament van Boete, Biecht) vereist. Voor lichte zonden wordt de Biecht aanbevolen. Maar ook de Heilige Schrift lezen, bidden, vasten en goede werken uitvoeren hebben een verzoenende werking. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 976-980.984-987
Iedere zonde verwoest, verduistert of loochent het goede; maar God is goedheid en de schepper van al het goede. Daarom is iedere zonde (ook) tegen God en moet in contact met Hem weer worden goedgemaakt. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1847
Op veel plaatsen in de Heilige Schrift toont God zich als de barmhartige, met name ook in de gelijkenis over de barmhartige vader (Lc. 15), die de verloren zoon tegemoet gaat en hem onvoorwaardelijk in zijn armen sluit om vervolgens een vreugdefeest over het weerzien en de verzoening met hem te vieren. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1846.1870
Al in het Oude Testament spreekt God door de profeet Ezechiël: ‘Zo waar ik leef – spreekt God, de Heer – de dood van een slecht mens geeft me geen vreugde, ik wil dat hij een andere weg inslaat en in leven blijft’ (Ez. 33, 11). Jezus is gezonden naar de ‘verloren schapen van het volk van Israël’ (Mt. 15, 24) en Hij weet: ‘Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar zieken wel’ (Mt. 9, 12). Daarom eet Hij met tollenaars en zondaren, voordat Hij tegen het einde van zijn aardse leven zelfs zijn eigen dood interpreteert als initiatief van de barmhartige liefde van God: ‘Dit is mijn bloed, het bloed van het verbond, dat voor velen wordt vergoten tot vergeving van zonde’ (Mt. 26, 28).
Een zonde is een woord, daad of verlangen waarmee een mens willens en wetens ingaat tegen de ware orde van de dingen, zoals Gods liefde die heeft voorzien. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1849-1851.1871-1872
Zondigen betekent meer dan een overtreding van door mensen ingestelde regels. De zonde keert zich vrij en bewust tegen de liefde van God en negeert die. Zonde is uiteindelijk ‘zelfzucht die leidt tot verachting van God’ (Augustinus) en in het uiterste geval zegt het zondige schepsel: ‘Ik wil zijn als God’ (Gen. 3, 5). Zoals de zonde mijzelf belast met schuld, verwondt en kapotmaakt, zo vergiftigt en beschadigt ze ook mijn omgeving. In de nabijheid van God worden zonde en de last ervan voelbaar.
Om de breuk met God te helen die door een zware zonde is ontstaan, moet een katholieke Christen zich door middel van de biecht laten verzoenen met God. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1856