29 november 2010
De heilige Eucharistie is het Sacrament, waarin Jezus Christus zijn lichaam en zijn bloed - Zichzelf - voor ons geeft, opdat wij ons ook in liefde geven aan Hem en ons in de heilige Communie met Hem verenigen. Zo worden we verbonden tot het ene lichaam van Christus, de Kerk. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1322.1324.1409
De Eucharistie is na de Doop en het Vormsel het derde initiatiesacrament van de katholieke Kerk. De Eucharistie is het mysterieuze middelpunt van al die Sacramenten, want het historische offer van Jezus aan het kruis word tijdens de transformatie tegenwoordig op verborgen wijze en zonder dat er bloed aan te pas komt. Zo is de eucharistieviering ‘de oorsprong en het hoogtepunt van heel het christelijke leven’ 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 11. Daar is alles op gericht; er is niets wat daarboven gaat. Als wij het gebroken brood eten, verenigen we ons met de liefde van Jezus, die zijn lichaam aan het hout van het kruis voor ons gaf; als wij drinken uit de beker, verenigen we ons met Hem die in overgave aan ons zelfs zijn bloed vergoot. Wij hebben deze ritus niet bedacht. Jezus zelf vierde met zijn leerlingen het Laatste Avondmaal en liep daarin vooruit op zijn dood; Hij gaf zich aan zijn leerlingen in de tekenen van Brood en Wijn en gaf ze opdracht vanaf nu en over zijn dood heen Eucharistie te vieren. ‘Doe dit telkens opnieuw om mij te gedenken’ (1 Kor. 11, 24).
Jezus heeft de Heilige Eucharistie ingesteld aan de vooravond van zijn dood, in ‘de nacht waarin Hij werd overgeleverd’ (1 Kor. 11, 23), toen Hij de apostelen in de avondmaalszaal in Jeruzalem om zich heen verzamelde en het Laatste Avondmaal met hen vierde. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1323.1337-1340
‘Want wat Ik heb ontvangen en aan u heb doorgegeven, gaat terug op de Heer zelf. In de nacht waarin de Heer Jezus werd uitgeleverd nam Hij een brood, sprak het dankgebed uit, brak het brood en zei: “Dit is Mijn lichaam voor jullie. Doe dit, telkens opnieuw, om Mij te gedenken.” Zo nam Hij na de maaltijd ook de beker, en Hij zei: “Deze beker is het nieuwe verbond dat door Mijn bloed gesloten wordt. Doe dit, telkens als jullie hieruit drinken, om Mij te gedenken”.‘ (1 Kor. 11, 23-25)
Dit oudste bericht over de gebeurtenissen in de avondmaalszaal is van de apostel Paulus, die zelf geen ooggetuige was, maar beschreef wat de jonge christengemeente als heilig mysterie bewaarde en in de erediensten vierde.
De viering van Eucharistie is de kern van de christelijke gemeenschap. In haar wordt de Kerk tot Kerk. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1325
Niet omdat wij onze vrijwillige bijdrage aan de Kerk betalen of omdat we goed met elkaar kunnen opschieten, of omdat wij nu eenmaal toevallig bij dezelfde gemeenschap horen, zijn wij Kerk, maar omdat we in de Eucharistie het lichaam van Christus ontvangen en steeds opnieuw worden veranderd in het lichaam van Christus.
Er zijn verschillende benamingen voor dit ondoorgrondelijke mysterie: Heilig Offer, Heilige Mis, Misoffer - Maaltijd van de Heer - breken van het brood - eucharistische bijeenkomst - gedachtenis van het lijden, sterven en de verrijzenis - heilige en goddelijke liturgie, heilige mysteriën - Heilige Communie. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1328-1332
Heilig Offer, Heilige Mis, Misoffer: het eenmalige offer van Christus dat alle offers voltooit en overstijgt, wordt in de Mis voltrokken. De Kerk en de gelovigen brengen zichzelf met hun overgave in in het offer van Christus. Het woord Mis komt van de Latijnse uitzendingswoorden: Ite, missa est: Gaat nu heen, jullie zijn gezonden!
Maaltijd van de Heer: Iedere eucharistieviering is nog altijd die ene maaltijd die Christus met zijn leerlingen vierde en tegelijk het vooruitlopen op de maaltijd die de Heer aan het einde van alle dagen zal vieren met alle verlosten. Niet wij mensen maken de eredienst – het is de Heer die oproept tot de eredienst en er op mysterieuze wijze in aanwezig is.
Breken van het brood: Het ‘breken van het brood’ was een oude joodse ritus bij de joodse maaltijd, die Jezus volgde en oppakte om zijn ‘zich prijsgeven omwille van ons’ (Rom. 8, 32) tot uiting te brengen. Aan het ‘breken van het brood’ herkenden de leerlingen Hem weer na de verrijzenis. ‘Breken van het brood’ noemde de oergemeente haar liturgische viering van de maaltijd.
Eucharistische samenkomst: De viering van de maaltijd van de Heer is ook een samenkomst van ‘dankzegging’, waarin de Kerk haar zichtbare uitdrukking vindt.
Gedachtenis van het lijden, het sterven en de verrijzenis: In de Eucharistieviering viert de gemeenschap niet zichzelf, maar ontdekt en viert ze steeds opnieuw de tegenwoordigheid van de reddende doortocht van Christus door het lijden en de dood heen naar het leven.
Heilige en goddelijke liturgie, heilige mysteriën: In de Eucharistieviering verenigen de hemelse en de aardse Kerk zich tot één enkel feest. Omdat de eucharistische gaven waarin Christus aanwezig is in zekere zin het heiligste in de wereld zijn, wordt ook van het ‘Allerheiligste Sacrament’ gesproken.
Heilige Communie: omdat wij ons in de Heilige Mis verenigen met Christus en door Hem met elkaar, spreken we van de Heilige Communie (communio = gemeenschap).
Iedere Heilige Mis (Eucharistieviering) ontvouwt zich in twee hoofddelen: de dienst van het Woord en de dienst van de Eucharistie. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1346-1347
In de dienst van het Woord horen wij lezingen uit het Oude en Nieuwe Testament en het Evangelie. Bovendien is hier ruimte voor de verkondiging en de algemene voorbede. In de daaropvolgende Eucharistieviering worden brood en wijn binnengebracht, geconsecreerd en de gelovigen aangeboden ter Communie.
De Heilige Mis begint met de samenkomst van de gelovigen en de binnenkomst van de priester en de altaardienaren (misdienaren, lectoren, cantoren, enz.). Na de begroeting volgt de algemene schuldbelijdenis, die uitloopt op het Kyrie. Op zondagen (uitgezonderd in de vasten- en de adventstijd) en op de feesten wordt dan het Gloria gezongen of gesproken. Het openingsgebed vormt de inleiding op één of twee lezingen uit het Nieuwe en Oude Testament. Vóór de Evangelielezing klinkt het Halleluja. Na de verkondiging van het Evangelie houdt de priester of diaken op zon- en feestdagen een preek (homilie). Ook alleen op zon- en feestdagen belijdt de gemeenschap het gemeenschappelijke geloof in het Credo, waarop de voorbeden volgen. Het tweede deel van de Heilige Mis begint met de bereiding van de offergaven, die wordt afgesloten met het gebed over de gaven. Het hoogtepunt van de Eucharistieviering is het eucharistische gebed, dat wordt ingeleid door de prefatie en het Sanctus. Nu worden de gaven van brood en wijn in het Lichaam en het Bloed van Christus veranderd. Het hooggebed loopt ten slotte uit in de doxologie, waarna het Gebed des Heren wordt gebeden. Dan volgen het gebed om vrede, het Agnus Dei, het breken van het Brood en het aanbieden van de heilige offergaven aan de gelovigen, wat meestal alleen in de gedaante van het Lichaam van Christus gebeurt. De Heilige Mis eindigt met bezinning, dank, een slotgebed en zegen door de priester. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1348-1355
Het Kyrie luidt:
V Heer, ontferm U (over ons)!
A Heer, ontferm U (over ons)!
V Christus, ontferm U (over ons)!
A Christus, ontferm U (over ons)!
V Heer, ontferm U (over ons)!
A Heer, ontferm U (over ons)!
V Kyrie eleison!
A Kyrie eleison!
V Christe eleison!
A Christe eleison!
V Kyrie eleison!
A Kyrie eleison!
Het Gloria luidt:
Eer aan God in den hoge
en vrede op aarde aan de mensen die Hij liefheeft.
Wij loven U. Wij prijzen en aanbidden U.
Wij verheerlijken U en zeggen U
dank voor uw grote heerlijkheid.
Heer God, hemelse Koning, God almachtige Vader;
Heer, eniggeboren Zoon, Jezus Christus;
Heer God, Lam Gods, Zoon van de Vader;
Gij die wegneemt de zonden der wereld,
ontferm U over ons;
Gij die wegneemt de zonden der wereld,
aanvaard ons gebed;
Gij die zit aan de rechterhand van de Vader,
ontferm U over ons.
Want Gij alleen zijt de Heilige.
Gij alleen de Heer.
Gij alleen de Allerhoogste: Jezus Christus.
Met de Heilige Geest in de heerlijkheid
van God de Vader.
Amen.
Gloria in excelsis Deo
et in terra pax hominibus bonae voluntatis.
Laudamus te, benedicimus te,
adoramus te, glorificamus te,
gratias agimus tibi propter magnam gloriam tuam,
Domine Deus, Rex caelestis,
Deus Pater omnipotens,
Domine Fili unigenite, Iesu Christe,
Domine Deus, Agnus Dei,
Filius Patris,
qui tollis peccata mundi, miserere nobis;
qui tollis peccata mundi, suscipe deprecationem nostram.
Qui sedes ad dexteram Patris, miserere nobis.
Quoniam tu solus Sanctus,
tu solus Dominus,
tu solus Altissimus, Iesu Christe,
cum Sancto Spiritu:
in gloria Dei Patris. Amen.
Het Sanctus luidt:
Heilig, heilig, heilig God, de Heer,
de God der hemelse machten.
Vol zijn hemel en aarde van uw heerlijkheid
Hosanna in den hoge.
Gezegend die komt in de naam des heren
Hosanna in de hoge.
Sanctus, Sanctus, Sanctus Dominus Deus Sabaoth.
Pleni sunt caeli et terra gloria tua.
Hosanna in excelsis.
Benedictus qui venit in nomine Domini.
Hosanna in excelsis.
Het Agnus Dei luidt:
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
ontferm U over ons.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
ontferm U over ons.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
geef ons de Vrede.
Agnus Dei, qui tollis peccata mundi,
miserere nobis.
Agnus Dei, qui tollis peccata mundi,
miserere nobis.
Agnus Dei, qui tollis peccata mundi,
dona nobis pacem.
Eigenlijk handelt in iedere Eucharistieviering Christus zelf. De bisschop of priester vertegenwoordigt Hem. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1348
De Kerk gelooft dat de celebrant in persona Christi capitis (Latijn: in der persoon van Christus, het Hoofd) bij het altaar staat. Dat betekent dat priesters niet alleen in de plaats of in opdracht van Christus handelen, maar dat het door hun wijding Christus is die als hoofd van de kerk door hen handelt.
Christus is in het Sacrament van de Eucharistie op mysterieuze wijze, maar werkelijk aanwezig. Iedere keer dat de Kerk gehoor geeft aan de opdracht van Jezus ‘Doe dit om mij te gedenken’ (1 Kor. 11, 25), het brood breekt en de Kelk aanbiedt, vindt nu hetzelfde plaats wat destijds is gebeurd: Christus geeft zich waarachtig prijs voor ons, en wij krijgen waarachtig deel aan Hem. Het eenmalige en onherhaalbare kruisoffer van Christus wordt voltrokken op het altaar; het werk van onze verlossing voltrekt zich. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1362-1367
Iedere keer als de Kerk de Eucharistie viert, staat ze voor de bron waaruit ze zelf steeds opnieuw ontspringt: doordat de Kerk het lichaam van Christus ‘is’, wordt zij het lichaam van Christus, wat alleen een andere naam voor Kerk is. In het offer van Christus, die zich met lichaam en ziel aan ons schenkt, is plaats voor ons hele leven. Ons werk en ons lijden, onze vreugden, alles kunnen we verenigen met het offer van Christus. Als wij ons op deze manier aanbieden, worden we veranderd: God heeft welgevallen aan ons en we zijn voor onze medemensen als goed, voedzaam brood. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1368-1372.1414
Altijd weer foeteren we op de Kerk, alsof ze alleen maar een vereniging van meer of minder goede mensen was. Maar in feite is de Kerk dat wat iedere dag op mysterieuze wijze aan het altaar ontstaat. God geeft zich voor ieder van ons en Hij wil ons veranderen door de Communie met Hem. Als veranderde mensen moeten wij de wereld veranderen. Al het andere wat de Kerk verder nog is, komt op de tweede plaats.