
29 november 2010
Het volk Israël onderbrak al ‘zevenmaal per dag’ (Ps. 119, 164) het werk om God te prijzen. Jezus nam deel aan de eredienst en gebeden van zijn volk; Hij leerde zijn leerlingen bidden en riep hen bijeen in de avondmaalszaal om met hen de eredienst van alle erediensten te vieren: de gave van zichzelf in de maaltijd. De Kerk, die oproept tot de eredienst, volgt zijn verzoek: ‘Doe dit tot mijn gedachtenis’ (1 Kor. 11, 24). Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1066-1070
Zoals de mens ademhaalt om in leven te blijven, zo ademt en leeft de Kerk door het vieren van de eredienst. God zelf is het die haar iedere dag nieuw leven inblaast door zijn Woord en zijn Sacramenten. We kunnen ook een ander beeld gebruiken: iedere eredienst is als een afspraak met de Geliefde, die God in onze agenda zet. Wie Gods liefde al aangevoeld heeft, gaat er graag naartoe. Wie soms weleens niets voelt en toch gaat, betoont God zijn trouw.