29 november 2010
We zeggen Amen - dus: ja - op de belijdenis van ons geloof omdat God wil dat wij getuigen van het geloof zijn. Wie amen zegt, stemt vol blijdschap en in vrijheid in met het scheppende en verlossende werk van God. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1061-1065
Het Hebreeuwse woord ‘amen’ gaat terug op een wortel die zowel ‘geloof’ als ‘standvastigheid, betrouwbaarheid en trouw’ betekent. ‘Wie amen zegt, zet zijn handtekening’ (Augustinus). Dit onvoorwaardelijke ‘ja’ kunnen wij alleen uitspreken omdat Jezus zich voor ons in de dood en verrijzenis als trouw en betrouwbaar heeft betoond. Hij is zelf het menselijke ‘ja’ op alle beloften van God, zoals Hij ook het definitieve ‘ja’ van God aan ons is.
Christenen en Joden besluiten sinds het vroegste begin al hun gebeden met ‘Amen’ en zeggen daarmee: ‘Ja, zo is het!’ Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2855-2856.2865
Waar een mens ‘Amen’ zegt bij zijn woorden, ‘Amen’ bij zijn leven en zijn lot, ‘Amen’ bij de vreugde die hem wacht, daar komen hemel en aarde samen en zijn we aan het doel: bij de liefde die ons in het begin schiep.