29 november 2010
Ja, omdat alle gedoopten in Christus een gemeenschap vormen en onderling verbonden zijn, kunnen ook de levenden de zielen van de overledenen in het vagevuur helpen. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1032
Als de mens dood is, kan hij niets meer voor zichzelf doen. De tijd van het actieve waar maken is voorbij. Maar wij kunnen iets voor de overledenen in het vagevuur doen. Onze liefde reikt tot in het hiernamaals. Door ons vasten, bidden en onze goede werken, maar vooral door de viering van de heilige Eucharistie kunnen wij smeken om genade voor de overledenen.
De ziel is dat wat elk van ons tot mens maakt: zijn geestelijke levensbeginsel, zijn innerlijk. De ziel maakt dat het stoffelijke lichaam een levend, menselijk lichaam is. Door zijn ziel is de mens een wezen dat ‘ik’ kan zeggen, hij staat daardoor als een uniek individu voor Gods aangezicht. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 362-365.382
Mensen zijn wezens met een lichaam en een geest. De menselijke geest is meer dan een functie van het lichaam en kan niet verklaard worden uit de materiële conditie van de mens. Het verstand zegt ons: er moet een geestelijk beginsel zijn, dat weliswaar aan dit lichaam gebonden is, maar er niet mee samenvalt. Dat noemen wij ‘ziel’. Hoewel de ziel langs natuurwetenschappelijke weg niet bewezen kan worden, kun je de mens niet als geestelijk wezen begrijpen, als je niet zo een geestelijk beginsel aanvaardt dat de materie overstijgt.