
29 november 2010
De geloofsgemeenschap als geheel kan in het geloof niet dwalen, omdat Jezus zijn leerlingen beloofd heeft dat Hij hun de Geest van de waarheid zal zenden en hen in de waarheid zal houden (Joh. 14, 17). Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 80-82.85-87.92.100
Net zoals de leerlingen volledig vertrouwen hadden in Jezus, zo kan een Christen zich helemaal verlaten op de Kerk bij zijn zoeken naar de weg die naar het leven leidt. Omdat Jezus Christus zelf zijn apostelen de opdracht gegeven heeft om te verkondigen, heeft de Kerk een leerambt (ambt = opdracht) en mag zij niet zwijgen. Individuele kerkleden kunnen zich natuurlijk wel vergissen en zelfs ernstige fouten maken, maar als geheel kan de kerk nooit buiten Gods waarheid raken. De Kerk draagt een levende waarheid met zich mee door de tijd, een waarheid die groter is dan zijzelf. Die heet het depositum fidei, het geloofsgoed dat bewaard moet worden. Wanneer die waarheid openlijk wordt bestreden of aangetast, is het de plicht van de kerk om weer te laten oplichten ‘wat overal, altijd en door allen geloofd is’ (H. Vincentius van Lérins †450).