29 november 2010
De Heilige Geest opent mij voor God; Hij leert mij bidden en helpt mij er voor anderen te zijn. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 738-741
‘De stille Gast in onze ziel’ – zo noemt Augustinus de Heilige Geest. Wie Hem wil voelen, moet stil worden. Vaak spreekt die gast heel zacht in ons en met ons, bijvoorbeeld als de stem van ons geweten of door andere innerlijke en uiterlijke impulsen. ‘Tempel van de Heilige Geest’ zijn betekent: met lichaam en ziel beschikbaar zijn voor die gast, voor God in ons. Ons lichaam is dus in zekere zin de woonkamer van God. Hoe meer wij ons openen voor de Heilige Geest in ons, hoe meer Hij leraar van ons leven wordt, hoe eerder Hij ons ook nu al zijn charismata schenkt tot opbouw van de kerk. Zo groeien in ons in plaats van de werken van het vlees, de 'vruchten van de Geest'.
De Heilige Geest is de derde persoon van de Heilige Drievuldigheid (Triniteit) en evenzeer God als de Vader en de Zoon. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 243-248.263-264
Wanneer wij ontdekken dat God een werkelijkheid binnen in ons is, dan weten wij de Heilige Geest aan het werk. God gaf ons ‘de Geest van zijn Zoon’ (Gal. 4, 6), die ons helemaal zou vervullen. In de Heilige Geest vindt de Christen diepe vreugde, innerlijke vrede en vrijheid. ‘U hebt de Geest niet ontvangen om opnieuw als slaven in angst te leven, u hebt de Geest ontvangen om Gods kinderen te zijn, en Hem te kunnen aanroepen met “Abba, Vader”‘ (Rom. 8, 15, b). In de Heilige Geest – wij ontvangen Hem in de Doop en het Vormsel – mogen wij God aanspreken met ‘Vader’.
De Kerk is de ruimte in de wereld waar de Heilige Geest helemaal aanwezig is. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 797-801.809
Het volk Israël vereerde God in de tempel van Jeruzalem. Die tempel is er niet meer. In zijn plaats is de Kerk gekomen, die niet aan een bepaalde plaats gebonden is. ‘Want waar twee of drie mensen in Mijn naam samen zijn, ben Ik in hun midden’ (Mt. 18, 20). Wat haar levend maakt, is de Geest van Christus: Hij woont in het Woord van de Heilige Schrift en is aanwezig in de heilige tekenen van de Sacramenten. Hij leeft in de harten van de gelovigen en spreekt uit hun gebeden. Hij leidt hen en schenkt ze gaven (charismata), zowel gewone als buitengewone. Wie vertrouwt op de Heilige Geest, kan ook tegenwoordig echt wonderen beleven.
Het Vormsel is het Sacrament dat de doop voltooit en waarmee ons de gave van de Heilige Geest wordt geschonken. Wie in vrijheid kiest voor een leven als kind van God en onder de tekenen van handoplegging en zalving met Chrisma, bidt om Gods geest, krijgt de kracht om in woord en daad te getuigen van Gods liefde en macht. Hij is nu een volwaardig, verantwoordelijk lid van de Katholieke Kerk. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1258-1314
Als een trainer een voetbalspeler het veld opstuurt, legt hij hem de hand op zijn schouder en geeft hem de laatste aanwijzingen. Zo kun je het Vormsel ook zien. Ons wordt de hand opgelegd. We betreden het veld van het leven. Door de Heilige Geest weten we wat we te doen hebben. Hij heeft ons gemotiveerd tot in onze vingertoppen. Zijn opdracht klinkt in onze oren. We zullen zijn vertrouwen niet teleurstellen en het spel voor hem beslissen. We moeten alleen maar willen en naar Hem luisteren.
Al in het Oude Testament wachtte het volk van God op de uitstorting van de Heilige Geest over de Messias. Jezus leidde een leven in een bijzondere geest van liefde en van volkomen eenheid met zijn Vader in de hemel. Deze geest van Jezus was de ‘Heilige Geest’, die het volk Israël vol verlangen verwachtte; en het was dezelfde geest die Jezus aan zijn leerlingen beloofde, dezelfde geest die vijftig dagen na Pasen, op het Pinksterfeest, op de leerlingen neerdaalde. En het is weer deze Heilige Geest van Jezus die op iedereen neerdaalt die het Sacrament van het Vormsel ontvangt. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1285-1288.1315
Al in het Bijbelboek Handelingen van de Apostelen, dat enkele tientallen jaar na Jezus’ dood ontstond, zien wij Petrus en Johannes op ‘vormingsreis’: zij leggen nieuwe Christenen die voordien ‘alleen in de naam van Jezus, de Heer, gedoopt waren’ de handen op, zodat hun hart vervuld werd met de Heilige Geest.
Bij het Vormsel krijgt de ziel van een gedoopte Christen een onuitwisbaar zegel dat hij maar één keer kan ontvangen en dat die mens voor altijd als Christen stempelt. De gave van de Heilige Geest is de kracht van boven, waarin deze mens de genade van zijn doop door zijn leven waarmaakt en ‘getuige’ van Christus is. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1302-1305.1317
Wie het Vormsel ontvangt, sluit een ‘verdrag’ met God. De vormeling zegt: Ja, ik geloof in U, mijn God, geef mij uw Heilige Geest, zodat ik U geheel toebehoor, nooit van U gescheiden word en mijn hele leven met lichaam en ziel, in daden en woorden, in goede en slechte dagen van U getuig. En God zegt: Ja, Ik geloof ook in jou, Mijn kind – en Ik zal jou Mijn geest, ja, Mijzelf schenken. Ik zal jou geheel toebehoren. Ik zal me in dit en in het eeuwige leven nooit van jou scheiden. Ik zal in je lichaam en in je ziel, in je daden en woorden zijn. Zelfs als je Mij vergeet, zal Ik er toch zijn – in goede en in slechte dagen.
Christus wil dat wij worden ‘bevrijd opdat wij in vrijheid zouden leven’ (Gal. 5, 1) en in staat zijn om als broers en zusters van elkaar te houden. Daarom geeft Hij ons de Heilige Geest, die ons vrij en onafhankelijk maakt van wereldlijke machten en ons sterkt voor een leven in liefde en verantwoordelijkheid. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1739-1742.1748
Hoe meer we zondigen, hoe meer we alleen aan onszelf denken, hoe minder we ons vrij kunnen ontplooien. In de zonde worden we ook onbruikbaarder om het goede te doen en de liefde te leven. De Heilige Geest die in ons hart woont, geeft ons een hart dat vervuld is van liefde voor God en de mensen. We nemen de Heilige Geest waar als een kracht die ons naar innerlijke vrijheid leidt, ons voor de liefde opent en ons tot steeds betere werktuigen maakt voor het goede en de liefde.
Het geweten is de innerlijke stem in de mens die hem ertoe brengt het goede te doen en het slechte te laten. Het is tegelijk het vermogen het ene van het andere te kunnen onderscheiden. In het geweten spreekt God tot de mens. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1776-1779
Het geweten wordt vergeleken met een innerlijke stem waarin God zelf zich toont. God is het die zich in het geweten manifesteert. Als wij zeggen: ‘Dat kan ik niet met mijn geweten in overeenstemming brengen’, betekent dat voor een Christen: ‘Dat kan ik ten overstaan van mijn Schepper niet doen!’ Door trouw aan hun geweten zijn al veel mensen in de gevangenis terechtgekomen of ter dood gebracht.
De zeven gaven van de Heilige Geest zijn: wijsheid, inzicht, raad, sterkte, kennis, vroomheid en ontzag voor God. Daarmee ‘begiftigt’ de Heilige Geest Christenen; d.w.z. Hij geeft hun, boven hun natuurlijke aanleg uit, bepaalde krachten en de kans om speciale werktuigen van God in deze wereld te worden. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1830-1831.1845
Paulus schrijft hierover: ‘Aan de één wordt door de Geest het verkondigen van wijsheid geschonken, aan de ander door diezelfde Geest het overdragen van kennis; de één ontvangt van de Geest een groot geloof, de ander de gave om te genezen. En weer anderen de kracht om wonderen te verrichten, om te profeteren, om te onderscheiden wat wel en wat niet van de Geest afkomstig is, om in klanktaal te spreken of om uit te leggen wat daar de betekenis van is’ (1 Kor. 12, 8-10).
De Bijbel zegt: ‘Wij weten immers niet wat we in ons gebed tegen God moeten zeggen, maar de Geest zelf pleit voor ons met woordloze zuchten’ (Rom. 8, 26).
Tot God bidden – dat kun je alleen met God. Het is niet in de eerste plaats onze prestatie dat ons gebed ook werkelijk God bereikt. Wij christenen hebben de geest van Jezus ontvangen, die er met heel zijn wezen naar verlangde één te zijn met de Vader: geheel liefde, geheel naar elkaar luisteren, geheel elkaar begrijpen, geheel dat willen wat de ander ook wil. Die heilige geest van Jezus is in ons en hij spreekt uit ons wanneer we bidden. In principe betekent bidden: vanuit de diepte van mijn hart spreekt God tot God. De Heilige Geest helpt onze geest te bidden. Daarom moeten we steeds weer de woorden spreken: ‘Kom, Heilige Geest, kom en help mij te bidden.’