29 november 2010
Maria was volledig aanspreekbaar en open voor God (Lc. 1, 38). Zo kon zij door het werken van de Heilige Geest de ‘Moeder van God’ worden - en als moeder van Christus ook de Moeder van de Christenen, ja de Moeder van alle mensen. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 721-726
Maria maakte voor de Heilige Geest het wonder aller wonderen mogelijk: de menswording van God. Zij gaf God haar jawoord: ‘Zie de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woord’ (Lc. 1, 38). Gesterkt door de Heilige Geest ging zij met Jezus door dik en dun, tot onder het kruis. Daar heeft Jezus haar ons allen tot Moeder gegeven (Joh. 19, 25-27).
De Heilige Geest is de derde persoon van de Heilige Drievuldigheid (Triniteit) en evenzeer God als de Vader en de Zoon. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 243-248.263-264
Wanneer wij ontdekken dat God een werkelijkheid binnen in ons is, dan weten wij de Heilige Geest aan het werk. God gaf ons ‘de Geest van zijn Zoon’ (Gal. 4, 6), die ons helemaal zou vervullen. In de Heilige Geest vindt de Christen diepe vreugde, innerlijke vrede en vrijheid. ‘U hebt de Geest niet ontvangen om opnieuw als slaven in angst te leven, u hebt de Geest ontvangen om Gods kinderen te zijn, en Hem te kunnen aanroepen met “Abba, Vader”‘ (Rom. 8, 15, b). In de Heilige Geest – wij ontvangen Hem in de Doop en het Vormsel – mogen wij God aanspreken met ‘Vader’.
God wilde dat Jezus Christus een echte menselijke moeder had, maar alleen God zelf als Vader, want Hij wilde een nieuw begin maken, te danken aan Hem alleen en niet aan aardse krachten. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 484-504.508-510
Maria’s maagdelijkheid is geen achterhaalde mythologische voorstelling, maar is van fundamentele betekenis voor het leven van Jezus. Hij werd uit een vrouw geboren, maar had geen aardse vader. Jezus Christus is een nieuw begin in de wereld, van bovenaf tot stand gebracht. In het Lucasevangelie vraagt Maria aan de engel: ‘Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers nog nooit gemeenschap met een man gehad’ (Lc. 1, 34). Daarop antwoordde de engel: ‘De Heilige Geest zal over je komen’ (Lc. 1, 35). Hoewel de Kerk vanaf het begin bespot werd om haar geloof aan Maria’s maagdelijkheid, heeft zij altijd geloofd dat het gaat om een echte en niet louter symbolische maagdelijkheid.
Nee. Wie Maria moeder van God noemt, belijdt daarmee dat haar Zoon God is. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 495.509
Toen de eerste generaties christenen worstelden met de vraag wie Jezus was, werd de titel Theotokos (‘Moeder van God’) het criterium voor de orthodoxe interpretatie van de Heilige Schrift: Maria heeft niet alleen een mens voortgebracht die na zijn geboorte God ‘geworden’ is, maar haar kind is al in haar schoot de ware Zoon van God. Bij die kwestie gaat het niet allereerst om Maria, maar opnieuw om de vraag of Jezus tegelijkertijd waarlijk mens en waarlijk God is.
De Kerk is de ruimte in de wereld waar de Heilige Geest helemaal aanwezig is. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 797-801.809
Het volk Israël vereerde God in de tempel van Jeruzalem. Die tempel is er niet meer. In zijn plaats is de Kerk gekomen, die niet aan een bepaalde plaats gebonden is. ‘Want waar twee of drie mensen in Mijn naam samen zijn, ben Ik in hun midden’ (Mt. 18, 20). Wat haar levend maakt, is de Geest van Christus: Hij woont in het Woord van de Heilige Schrift en is aanwezig in de heilige tekenen van de Sacramenten. Hij leeft in de harten van de gelovigen en spreekt uit hun gebeden. Hij leidt hen en schenkt ze gaven (charismata), zowel gewone als buitengewone. Wie vertrouwt op de Heilige Geest, kan ook tegenwoordig echt wonderen beleven.
Al in het Oude Testament wachtte het volk van God op de uitstorting van de Heilige Geest over de Messias. Jezus leidde een leven in een bijzondere geest van liefde en van volkomen eenheid met zijn Vader in de hemel. Deze geest van Jezus was de ‘Heilige Geest’, die het volk Israël vol verlangen verwachtte; en het was dezelfde geest die Jezus aan zijn leerlingen beloofde, dezelfde geest die vijftig dagen na Pasen, op het Pinksterfeest, op de leerlingen neerdaalde. En het is weer deze Heilige Geest van Jezus die op iedereen neerdaalt die het Sacrament van het Vormsel ontvangt. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1285-1288.1315
Al in het Bijbelboek Handelingen van de Apostelen, dat enkele tientallen jaar na Jezus’ dood ontstond, zien wij Petrus en Johannes op ‘vormingsreis’: zij leggen nieuwe Christenen die voordien ‘alleen in de naam van Jezus, de Heer, gedoopt waren’ de handen op, zodat hun hart vervuld werd met de Heilige Geest.
De zeven gaven van de Heilige Geest zijn: wijsheid, inzicht, raad, sterkte, kennis, vroomheid en ontzag voor God. Daarmee ‘begiftigt’ de Heilige Geest Christenen; d.w.z. Hij geeft hun, boven hun natuurlijke aanleg uit, bepaalde krachten en de kans om speciale werktuigen van God in deze wereld te worden. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1830-1831.1845
Paulus schrijft hierover: ‘Aan de één wordt door de Geest het verkondigen van wijsheid geschonken, aan de ander door diezelfde Geest het overdragen van kennis; de één ontvangt van de Geest een groot geloof, de ander de gave om te genezen. En weer anderen de kracht om wonderen te verrichten, om te profeteren, om te onderscheiden wat wel en wat niet van de Geest afkomstig is, om in klanktaal te spreken of om uit te leggen wat daar de betekenis van is’ (1 Kor. 12, 8-10).
Van Maria leren bidden betekent instemmen met de woorden van haar gebed: ‘Laat er met mij gebeuren wat U hebt gezegd’ (Lc. 1, 38). Bidden is uiteindelijk overgave als antwoord op Gods liefde. Wanneer we net als Maria ‘ja’ zeggen, heeft God de mogelijkheid zijn leven in het onze te voeren. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2617-2618.2622.2674