
29 november 2010
Jezus Christus stierf werkelijk aan het kruis; zijn lijk werd begraven. Dat vermelden alle bronnen. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 627
In (Joh. 19, 33, e.v.) stellen de soldaten zelfs nadrukkelijk de dood van Jezus vast: ze stoten met een lans in zijn zij en constateren dat er bloed en water uitloopt. Bovendien staat er dat bij de andere beide gekruisigden de benen werden gebroken om het sterfproces te versnellen en dat dit bij Jezus op dat moment niet meer nodig was omdat bij Hem de dood al was ingetreden.
Wij geloven in de verrijzenis van de doden omdat Christus uit de dood is verrezen, voor altijd leeft en ons doet deelhebben aan dit eeuwige leven. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 988-991
Als een mens sterft, wordt zijn lichaam begraven of verbrand. Toch geloven wij dat er voor die mens een leven na de dood is. Jezus heeft zich in zijn verrijzenis heer en meester over de dood getoond; zijn Woord is geloofwaardig: ‘Ik ben de verrijzenis en het leven. Wie in mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft’ (Joh. 11, 25, b).