H. Paus Johannes Paulus II - 7 december 1990
REDEMPTORIS MISSIO Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht |
|||
► | De medewerking aan de missieactiviteit |
De deelneming van de gemeenschappen en van de afzonderlijke gelovigen aan dit recht en deze plicht wordt medewerking aan de missie genoemd.
Deze medewerking is geworteld en wordt vooral verwerkelijkt in de persoonlijke vereniging met Christus; alleen als men de met de Heer verenigd is, zoals de rank met de wijnstok Vgl. Joh. 15, 5 , kan men goede vruchten voortbrengen. De heiligheid van leven maakt het voor iedere gelovige mogelijk vruchtbaar te zijn in de zending van de Kerk. Het Tweede Vaticaans Concilie heeft allen uitgenodigd “tot een diepgaande innerlijke vernieuwing, opdat zij in een levendig bewustzijn van hun eigen verantwoordelijkheid bij de verspreiding van het evangelie hun aandeel in het missiewerk onder de volkeren op zich nemen” 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 35 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 211.781
De deelneming aan de universele zending van de Kerk beperkt zich dus niet tot enige speciale activiteiten, maar is teken van de volwassenheid van het geloof en van een christelijk leven dat vruchten voortbrengt. Zo verruimt de gelovige de grenzen van zijn liefde en toont hij zijn zorg voor hen die ver weg zijn en voor hen die dichtbij zijn. Hij bidt voor de missie en voor de missieroepingen, helpt de missionarissen, volgt met belangstelling hun werk en ontvangt hen, als zij terugkeren, met de vreugde waarmee de eerste christengemeenschappen van de apostelen de wondertekenen hoorden die God verricht had door middel van hun prediking Vgl. Hand. 14, 27 .