H. Paus Johannes Paulus II - 7 december 1990
De Geest openbaart zich op bijzondere wijze in de Kerk en in haar leden. Maar zijn tegenwoordigheid en werking zijn universeel, zonder grenzen van ruimte en tijd Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de Heilige Geest in het leven van de Kerk en de wereld, Dominum et vivificantem (18 mei 1986), 53. Het Tweede Vaticaans Concilie herinnert eraan dat de Geest door de “zaden van het Woord” werkt in het hart van iedere mens, ook in de religieuze initiatieven, in de inspanningen van de menselijke activiteit die uitgaan naar de waarheid, naar het goede, naar God Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 3.11.15 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 10-11.22.26.38.41.92-93
De Geest verschaft de mens “licht en kracht (...) om aan zijn hoge roeping te beantwoorden”; door de Geest “komt de mens in geloof tot de beschouwing van het mysterie van het goddelijk raadsbesluit”, ja, “wij moeten eraan vasthouden, dat de Heilige Geest aan allen de mogelijkheid schenkt om, op een wijze die aan God bekent is, aan het paasmysterie deel te hebben” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 10.15.22. De Kerk weet in ieder geval “dat de mens, onder niet aflatende aandrang van de Geest van God, nooit helemaal onverschillig zal staan tegenover het probleem van de godsdienst” en altijd zal “willen weten, minstens vaag, wat de zin is van zijn leven, van zijn inzet en van zijn dood” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 41. De Geest staat dus aan de oorsprong zelf van de existentiële en religieuze vragen van de mens, die niet alleen opkomen uit toevallige omstandigheden maar uit de structuur zelf van zijn wezen Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de Heilige Geest in het leven van de Kerk en de wereld, Dominum et vivificantem (18 mei 1986), 54.
De tegenwoordigheid en de activiteit van de Geest raken niet alleen de individuen, maar ook de maatschappij en de geschiedenis, de volkeren, de culturen en de godsdiensten. De Geest staat inderdaad aan de oorsprong van de edele idealen en de goede initiatieven van de mensheid die onderweg is. “In wonderlijke voorzienigheid regelt (Hij) de loop der tijden en vernieuwt Hij het aangezicht van de aarde” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 38 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 93. “Door de invloed van de Geest werkt” de verrezen Christus “in de harten van de mensen en Hij wekt niet alleen een verlangen naar de komende tijden, maar, juist daardoor, bezielt, zuivert en versterkt Hij ook die edelmoedige gesteldheid waarin de mensheid poogt haar eigen bestaan nog meer menselijk te maken en de gehele wereld aan dit doel ondergeschikt te maken” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 38 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 93. Het is ook de Geest die de “zaden van het Woord” uitzaait, welke aanwezig zijn in de riten en culturen, en ze voorbereidt op hun rijping in Christus Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 17 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 3.15
Daartoe heb ik zelf herhaaldelijk opgeroepen en het heeft mij geleid in de ontmoetingen met de meest verschillende volkeren. De betrekking van de Kerk met de andere godsdiensten wordt ingegeven door een tweevoudig respect: “Eerbied voor de mens in het zoeken van antwoorden op de diepste levensvragen en eerbied voor de werking van de Geest in de mens” Toespraak tot vertegenwoordigers van de niet-christelijke godsdiensten te Madras (5 februari 1986): AAS 78 (1986),767; Vgl. Boodschap aan de volkeren van Azië te Manila (21 februari 1981),2-4: AAS 73 (1981),392 v.; Toespraak tot de vertegenwoordigers van de niet christelijke godsdiensten te Tokyo (24 februari 1981), 3-4: Insegnamenti IV / L (1981), 507v.. De interreligieuze ontmoeting van Assisi heeft mijn overtuiging willen bevestigen dat “ieder authentiek gebed opgewekt wordt door de Heilige Geest, die op geheimvolle wijze tegenwoordig is in het hart van iedere mens” H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Kerstontmoeting met de kardinalen en de Romeinse Curie (22 dec 1986).
Deze Geest is dezelfde als de Geest die gewerkt heeft in de menswording, het leven, de dood en de verrijzenis van Jezus en die in de Kerk werkt. Hij is dus geen alternatief voor Christus en vult niet een soort leegte op die er zou bestaan tussen Christus en de Logos, zoals soms verondersteld wordt. Al wat de Geest bewerkt in het hart van de mensen en in de geschiedenis van de volkeren, in de culturen en de godsdiensten, vervult een rol van voorbereiding op het evangelie Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 16 en verwijst naar Christus, het Woord dat vlees is geworden door de werking van de Geest, “zodat Het als de volmaakte mens allen kon redden en alles in zich recapituleren” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 45 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de Heilige Geest in het leven van de Kerk en de wereld, Dominum et vivificantem (18 mei 1986), 54.
De universele werking van de Geest moet ook niet losgemaakt worden van de bijzondere werking die Hij uitoefent in het lichaam van Christus dat de kerk is. Het is inderdaad steeds de Geest die handelt, zowel wanneer Hij de Kerk levend maakt en dringt tot het verkondigen van Christus als wanneer Hij zijn gaven zaait en ontwikkelt en alle mensen en volken en de Kerk brengt tot het ontdekken, bevorderen en ontvangen daarvan door middel van de dialoog. Iedere aanwezigheid van de Geest moet met waardering en dank aanvaard worden, maar het onderscheiden ervan is een taak van de Kerk waaraan Christus zijn Geest geschonken heeft om haar tot de volle waarheid te brengen Vgl. Joh. 16, 13 .