H. Paus Johannes Paulus II - 7 december 1990
De zending van Christus de Verlosser, welke aan de Kerk is toevertrouwd, is nog lang niet voltooid. Een blik op het geheel van de mensheid op het eind van het tweede millennium na zijn komst toont aan dat die zending pas aan haar begin staat en dat wij ons met alle kracht moeten inzetten om haar te dienen. De Geest spoort ons aan om Gods grote daden te verkondigen: ”Dat ik het evangelie predik, is voor mij geen reden om te roemen: ik kan niet anders. Wee mij, als ik het evangelie niet verkondig!” (1 Kor. 9, 16).
Ik voel het als een dringende plicht deze uitroep van Sint Paulus in naam van de gehele Kerk te herhalen. Van het begin van mijn pontificaat af heb ik willen reizen tot het uiteinde der aarde om uiting te geven aan deze zorg voor de missie, en juist het directe contact met de volken die Christus niet kennen heeft mij nog meer overtuigd van de urgentie van de missieactiviteit, waaraan ik deze encycliek wijdt.
Het Tweede Vaticaans Concilie heeft het leven en de activiteit van de Kerk willen vernieuwen overeenkomstig de noden van de huidige wereld; het heeft het missiekarakter daarvan benadrukt en gebaseerd op de dynamiek van de trinitaire zending zelf. De drang tot missioneren behoort dus tot de innerlijke natuur van het christelijk leven en geeft ook bezieling aan de oecumenische beweging: ”Dat zij allen één mogen zijn (...) opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt” (Joh. 17, 21).
Het Concilie heeft reeds veel vrucht gehad voor de missie: de lokale kerken met eigen bisschoppen, geestelijkheid en apostolische krachten zijn vermenigvuldigd: de christelijke gemeenschappen hebben een grotere plaats gekregen in het leven van de volken; de gemeenschap tussen de kerken leidt tot een levendige uitwisseling van geestelijke goederen; de inzet van de leken voor evangelisatie brengt verandering in het kerkelijk leven; de particuliere kerken stellen zich open voor ontmoeting, dialoog en samenwerking met de leden van andere christelijke kerken en andere godsdiensten. Vooral dringt zich steeds meer een nieuw bewustzijn op, nl. het bewustzijn dat de missie alle christenen aangaat, alle bisdommen en parochies, kerkelijke instellingen en verenigingen.
Maar in deze ”nieuwe lente” van het christendom is er een negatieve tendens die niet verborgen mag blijven. Het onderhavige document wil helpen deze tendens te overwinnen. De specifieke zending ad gentes lijkt in een fase van vertraging te verkeren, wat zeker niet in de lijn van de aanwijzingen van het Concilie en van het latere kerkelijke onderricht ligt. Innerlijke en uiterlijke moeilijkheden hebben het elan voor de missie van de Kerk onder de niet-christenen verzwakt; dit feit moet allen die in Christus geloven zorg baren. Want in de geschiedenis van de Kerk is de drang tot missionering steeds een teken van vitaliteit geweest, zoals de afname ervan teken is van een geloofscrisis H. Paus Paulus VI, Boodschap, Wereld Missie dag 1972 (19 mei 1972). “Hoeveel innerlijke spanningen, die sommige lokale kerken en instellingen verzwakken en verscheuren, zouden niet verdwijnen bij de vaste overtuiging dat het heil van de lokale gemeenschappen verkregen wordt door de medewerking aan het missiewerk, opdat dit zich mag uitstrekken tot het uiteinde der aarde!” (Insegnamenti X (1972), 522.
Vijf en twintig jaar na de sluiting van het Concilie en de publicatie van het decreet over de missieactiviteit 2e Vaticaans Concilie - Decreet
Ad Gentes Divinitus
Over de missie-activiteit van de Kerk
(7 december 1965) en vijftien jaar na de publicatie van de Apostolische Exhortatie H. Paus Paulus VI - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Evangelii Nuntiandi
Over de Evangelisatie in de Moderne Wereld
(8 december 1975) van Paus Paulus VI z.g. wil ik de Kerk uitnodigen tot een hernieuwde inzet voor de missie en het onderricht van mijn voorgangers dienaangaande voortzetten Vgl. Paus Benedictus XV, Apostolische Brief, Over de verkondiging van het geloof over de gehele wereld, Maximum Illud (30 nov 1919) Vgl. Paus Pius XI, Encycliek, Over de Katholieke Missie, Rerum Ecclesiae (28 feb 1926) Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over de bevordering van de Christelijke missie, Evangelii Praecones (2 juni 1951) Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over de toestand van de Afrikaanse missie, Fidei Donum (21 apr 1957) Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, De Opperherder - over de missionerende taak van de Kerk bij de 40e verjaardag van de Apostolische Brief Maximum Illud van Paus Benedictus XV, Princeps Pastorum (28 nov 1959) Het onderhavige document heeft vooral een intern doel: de vernieuwing van het geloof en van het christelijk leven. De zending vernieuwt inderdaad de Kerk, versterkt het geloof en de christelijke identiteit en geeft nieuwe geestdrift en nieuwe motivatie. Het geloof wordt krachtiger als het aan anderen gegeven wordt. De nieuwe evangelisatie van de christelijke volken zal inspiratie en steun vinden door de inzet voor de universele zending.
Maar wat mij nog meer aanspoort om de dringende noodzaak van de missionaire evangelisatie te verkondigen, is dat zij de eerste dienst is die de Kerk aan iedere mens en aan de gehele mensheid kan verlenen en in de huidige wereld, die verbazingwekkende veroveringen kent, maar de zin de laatste werkelijkheden en van het bestaan zelf verloren lijkt te hebben. In mijn eerste encycliek heb ik geschreven: ”Christus, de Verlosser, maakt de mens ten volle aan de mens zelf duidelijk (...). De mens die zichzelf ten diepste wil begrijpen (...) moet zich (...) tot Christus wenden(...). De verlossing die werd verwezenlijkt door het kruis, heeft aan de mens voorgoed zijn waarde en bestaanszin in de wereld teruggeschonken” H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Verlosser van de mensen, Redemptor Hominis (4 mrt 1979), 10
Er zijn nog andere motieven en doelen: voldoen aan de vele verzoeken om een dergelijk document; twijfels en dubbelzinnigheden omtrent de missie ad gentes verdrijven en de verdienstelijke broeders en zusters die zich aan de missieactiviteit wijden, en allen die hen daarbij helpen, bevestigen in hun inzet; de missieroepingen bevorderen; de theologen aanmoedigen om de verschillende aspecten van de missie te verdiepen en systematisch uiteen te zetten; nieuw elan geven aan de missie in specifieke zin en de particuliere kerken, vooral de jongere, aanzetten om missionarissen te zenden en te ontvangen; de niet-christenen en in het bijzonder de overheden van de landen waarop de missieactiviteit zich richt, verzekeren dat deze activiteit slechts één doel heeft: de mens te dienen door hem Gods liefde te openbaren, welke verschenen is in Jezus Christus.
Het aantal mensen die Christus niet kennen en niet tot de Kerk horen, neemt steeds toe, ja, sinds het einde van het Concilie is het bijna verdubbeld. Het is duidelijk dat de missionering voor deze onmetelijke mensheid die de Vader bemint en voor welke Hij zijn Zoon gezonden heeft, dringend noodzakelijk is.
Anderzijds biedt onze tijd nieuwe mogelijkheden voor de Kerk op dit gebied: de ineenstorting van ideologieën en politieke systemen van onderdrukking; de openstelling van de grenzen en de vorming van een wereld die meer één is dank zij de toename van de contacten; de versterking onder de volken van de evangelische waarden, die Jezus in zijn leven belichaamd heeft (vrede, rechtvaardigheid, broederschap, zorg voor de geringsten); een type van economische en technische ontwikkeling zonder ziel, die evenwel prikkelt tot het zoeken van de waarheid over God, de mens en de zin van het leven.
God opent voor de Kerk de horizonten van een mensheid die meer voorbereid is op de uitzaaiing van het evangelie. Ik voel dat het ogenblik gekomen is om alle krachten in de Kerk aan te wenden voor de nieuwe evangelisatie en voor de nieuwe missie ad gentes. Geen christengelovige, geen instelling van de Kerk mag zich onttrekken aan deze hoogste plicht om Christus te verkondigen aan alle volkeren.