H. Paus Johannes Paulus II - 7 december 1990
De eerste die begunstigd is met het heil, is de Kerk: Christus heeft zich haar verworven door zijn bloed Vgl. Hand. 20, 28 en heeft haar tot zijn medewerkster gemaakt in het werk van het universele heil. Christus leeft inderdaad in haar. Hij is haar bruidegom, bewerkt haar wasdom en vervult zijn heilszending door haar.
Het Concilie heeft ruimschoots herinnerd aan de rol van de Kerk voor het heil van de mensheid. Terwijl de Kerk erkent dat God alle mensen liefheeft en hun de mogelijkheid om gered te worden biedt Vgl. 1 Tim. 2, 4 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 14-17 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 3 , belijdt zij dat God Christus heeft gesteld tot enige middelaar en dat zijzelf gesteld is tot universeel sacrament van het heil Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 48 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 43 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 7.21. “Tot deze katholieke eenheid van het volk van God (...) zijn dus alle mensen geroepen. Op verscheidene wijzen behoren daartoe of zijn daarop gericht zowel de gelovige katholieken als de anderen die in Christus geloven, en tenslotte zelfs alle mensen zonder uitzondering, door Gods genade tot het heil geroepen” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 13. Men moet deze twee waarheden samenhouden, nl. de werkelijke mogelijkheid van het heil in Christus voor alle mensen en de noodzaak van de Kerk met betrekking tot het heil. Beide waarheden bevorderen het begrip van het ene heilsmysterie, zo dat wij de barmhartigheid van God en onze eigen verantwoordelijkheid kunnen ervaren. Het heil, dat altijd een gave van de Geest is, eist de medewerking van de mens, zowel om zichzelf als om de anderen te redden. Zo heeft God het gewild en daarom heeft Hij de Kerk ingesteld en betrokken in het heilsplan: Christus heeft dit messiaanse volk opgericht, zegt het Concilie, “als gemeenschap van leven, liefde en waarheid; Hij wendt het tevens aan als werktuig voor algemene verlossing en zendt het als licht van de wereld en zout van de aarde naar heel de wereld uit” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 9.