H. Paus Johannes Paulus II - 7 december 1990
Het mysterie van de menswording en de verlossing wordt hier beschreven als volkomen zelfontlediging welke Christus ertoe brengt volledig het menselijke bestaan te leven en tot het uiterste in te stemmen met Gods plan. Het gaat om een ontlediging, die echter van liefde doortrokken is en liefde uitdrukt. De missie legt diezelfde weg af welke eindigt aan de voet van het kruis.
Aan de missionaris wordt gevraagd “zichzelf en alles wat hij tot dan toe als het zijne bezat te verloochenen en alles voor allen te zijn” 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 38, in de armoede die hem vrij maakt voor het evangelie, in de onthechting aan mensen en zaken uit zijn eigen omgeving om broeder te worden van hen tot wie hij gezonden wordt teneinde hun Christus de Verlosser te brengen.
Daarvoor is de spiritualiteit van de missionaris bedoeld: “Met de zwakken ben ik zwak geworden (...). Alles ben ik voor allen, om er tot elke prijs enkelen te redden. En ik doe alles voor het evangelie” (1 Kor. 9, 22-23).
Juist omdat hij “gezonden” is ervaart de missionaris de vertroostende aanwezigheid van Christus, die hem ieder ogenblik van zijn leven begeleidt: “Wees niet bevreesd (...) Ik ben met u” (Hand. 18, 9-10), en op hem wacht in het hart van iedere mens en van ieder volk.