
H. Paus Johannes Paulus II - 7 december 1990
Een intens gebedsleven, een echt begrip voor de dienst aan de naast en een edelmoedige deelname aan de kerkelijke activiteiten zijn in de gezinnen gunstige voorwaarden voor de roeping van de jongeren. Als de ouders bereid zijn in te stemmen met het vertrek van een van hun kinderen naar de missie, als zij deze genade aan de Heer gevraagd hebben, zal Deze hun daarvoor belonen in de vreugde op de dag dat een zoon of dochter zijn roeping zal horen.
Aan de jongeren zelf vraag ik te luisteren naar het voord van Christus die tot hen zegt, zoals tot Simon Petrus en Andreas bij het meer van Galilea:
”Komt, volgt Mij; Ik zal u vissers van mensen maken” (Mt. 4, 19). Laten zij de moed hebben om te antwoorden zoals Jesaja: “Hier ben ik, Heer, zend mij” (Jes. 6, 8). Zij zullen een boeiend leven voor zich hebben en de ware voldoening kennen van het verkondigen van de Blijde Boodschap aan de broeders en zusters die zij op de weg van het heil zullen voeren.