H. Paus Johannes Paulus II - 7 december 1990
De universaliteit van dit heil in Christus wordt in heel het Nieuwe Testament bevestigd: Sint Petrus erkent in de verrezen Christus de Heer: ”Want, schrijft hij, al zijn er ook zogenaamde goden, hetzij in de hemel hetzij op aarde – en in deze zin zijn er ongetwijfeld goden en heren in menigte – toch is er voor ons maar één God, de Vader, uit wie het al voortkomt en voor wie wij bestemd zijn, en één Heer, Jezus Christus, door wie het al bestaat en wij in het bijzonder” (1 Kor. 8, 5-6). Hij bevestigt de ene God en de ene Heer in tegenstelling tot de menigte ”goden” en ”heren” die het volk aannam. Paulus reageert tegen het polytheïsme van het godsdienstige milieu van zijn tijd en doet het karakteristieke kenmerk van het christelijk geloof uitkomen: geloof in één God en in één Heer, die door God gezonden is.
In het evangelie van Johannes bevat die universaliteit van Christus’ heil de verschillende aspecten van zijn zending van genade, waarheid en openbaring: het Woord is ”het ware Licht, dat iedere mens verlicht (Joh. 1, 9). En ook:”Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, die in de schoot des Vaders is, Hij heeft Hem doen kennen” (Joh. 1, 18) Vgl. Mt. 11, 27 . God openbaart zich definitief en volledig door zijn eniggeboren Zoon: “Nadat God eertijds vele malen en op velerlei wijzen tot onze vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij nu, op het einde der tijden, tot ons gesproken door de Zoon, die Hij erfgenaam gemaakt heeft van al wat bestaat en door wie Hij het heelal heeft geschapen” (Heb. 1, 1-2) Vgl. Joh. 14, 6 In dit definitieve Woord van zijn openbaring heeft God zich op de meest volledige wijze doen kennen; Hij heeft aan de mensheid gezegd wie Hij is. Deze definitieve zelfopenbaring van God is het fundamentele motief waarom de Kerk krachtens haar natuur missionair is. Zij moet het evangelie verkondigen, d.w.z. de volheid van de waarheid die God ons over zichzelf heeft doen kennen.
Christus is de enige middelaar tussen God en de mensen. “Want God is één, één is ook de middelaar tussen God en de mensen, de mens Christus Jezus, die zichzelf gegeven heeft als losprijs voor allen: op de vastgestelde tijd legde Hij zijn getuigenis af. En ik ben daarvoor aangesteld als heraut en apostel – ik spreek de waarheid, ik lieg niet – om de volkeren te onderrichten in het ware geloof” (1 Tim. 2, 5-7) Vgl. Heb. 4, 14-16 . De mensen kunnen dus alleen door Christus in gemeenschap met God treden, onder de werking van de Geest. Verre van een obstakel te zijn voor de opgang naar God, is deze enige en universele bemiddeling van Christus de weg die God zelf vastgelegd heeft, en Christus is zich daarvan geheel bewust. Gedeeltelijke bemiddelingen van verschillende soort en orde zijn niet uitgesloten, maar deze ontlenen hun betekenis en waarde uitsluitend aan de bemiddeling van Christus en kunnen niet gezien worden als parallelle en complementaire bemiddelingen.