
H. Paus Johannes Paulus II - 7 december 1990
Verder zijn er opvattingen die bewust het accent leggen op het Rijk, zich “rijk-centrisch” noemen en het beeld tonen van een Kerk die niet aan zichzelf denkt, maar geheel in beslag wordt genomen door het getuigenis en de dienst van het Rijk. Het is een “Kerk voor de anderen”, naar men zegt, zoals Christus de “mens voor de anderen” is. Men beschrijft de taak van de Kerk als een taak die zich in twee richtingen moet bewegen; van de ene kant het bevorderen van de zogenaamde “waarden van het Rijk”, zoals vrede, rechtvaardigheid, vrijheid en broederschap, en van de andere kant het begunstigen van de dialoog tussen de volkeren, culturen en godsdiensten, opdat door wederzijdse verrijking de wereld geholpen wordt om zich te vernieuwen en steeds verder te gaan op de weg naar het Rijk.
Deze opvattingen vertonen naast positieve ook negatieve aspecten. Op de eerste plaats zwijgen zij over Christus. Het Rijk waarover zij spreken, is gebaseerd op een “theocentrisme”, omdat, zoals zij zeggen, Christus niet begrepen kan worden door wie niet het christelijk geloof bezit, terwijl de verschillende volkeren, culturen en godsdiensten elkaar kunnen vinden in de ene goddelijke werkelijkheid, hoe deze ook mag heten. Om dezelfde reden geven zij de voorkeur aan het mysterie van de schepping, dat weerspiegeld wordt in de verscheidenheid van culturen en geloven. Maar zij zwijgen over het mysterie van de verlossing. Bovendien sluit het Rijk, zoals zij het verstaan, tenslotte de Kerk uit of onderschat het deze, in reactie tegen een verondersteld “kerk-centrisme” uit het verleden en omdat zij de Kerk zelf slechts als een teken zien, dat overigens niet vrij is van dubbelzinnigheid.