H. Paus Johannes Paulus II - 25 maart 1984
Christus, die 'bestond in goddelijke majesteit, heeft zich niet willen vastklampen aan de gelijkheid met God. Hij heeft zich ontledigd door het bestaan van een dienstknecht op zich te nemen en aan de mensen gelijk te worden. En als mens verschenen heeft hij zich vernederd door gehoorzaam te worden tot de dood, tot de dood op het kruis'. (Fil. 2, 6-8)
Hier, in deze woorden van de brief van Paulus aan de Filippenzen, raken wij aan het wezen zelf van de verlossing. Met deze werkelijkheid is primair en wezenlijk de gehoorzaamheid van Jezus Christus verankerd. Daarvan vinden wij de bevestiging ook in andere woorden van de apostel, die ditmaal aan de Romeinenbrief zijn ontleend: 'En zoals door de ongehoorzaamheid van één mens allen zondaars werden, zo zullen door de gehoorzaamheid van Een allen worden gerechtvaardigd'. (Rom. 5, 19)
De evangelische raad van gehoorzaamheid is een uitnodiging die voortvloeit uit deze gehoorzaamheid van Christus 'tot de dood'. Zij die aan deze uitnodiging welke ligt uitgedrukt in de woorden 'volg Mij', gehoor geven, besluiten - volgens de leer van het Concilie - Christus te volgen die, 'door een gehoorzaamheid tot de dood op het kruis de mensen heeft verlost en geheiligd'. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de vernieuwing en aanpassing van het religieuze leven, Perfectae Caritatis (28 okt 1965), 1 Door de evangelische raad van gehoorzaamheid te beleven komen zij tot het innerlijke wezen van heel de verlossingseconomie. Door deze raad te volgen, willen zij een bijzonder aandeel verkrijgen in de gehoorzaamheid van die 'Ene en Enige' door wiens gehoorzaamheid 'allen worden gerechtvaardigd'.
Wij kunnen dus zeggen dat zij, die een leven volgens de raad van gehoorzaamheid besluiten te leiden, zich op een bijzondere manier plaatsen tussen het geheim der goddeloosheid" ('mysterium iniquitatis') Vgl. 2 Tess. 2, 7 en het geheim van de rechtvaardiging en de heiligmakende genade. Zij bevinden zich op die 'plaats', met alle zondige wortels van hun menselijke natuur, met alle gevolgen van 'de hoovaardij des levens' met die egoïstische neiging om te overheersen en niet te dienen, maar juist door de gelofte van gehoorzaamheid besluiten zij zichzelf om te vormen naar de gelijkenis van Christus die 'door gehoorzaamheid ... de mensen heeft verlost en geheiligd'. In de raad van gehoorzaamheid willen zij hun aandeel in de verlossing van Christus en hun weg van heiliging vinden.
Dit is de weg die Christus in het Evangelie heeft gewezen, wanneer Hij zo vaak sprak over het volbrengen van de wil van God en het voortdurend zoeken ervan: 'Mijn spijs is, de wil te doen van Hem die Mij heeft gezonden en zijn werk te volbrengen'. (Joh. 4, 34) 'Want Ik zoek niet mijn eigen wil, maar de wil van Hem die Mij zond'. (Joh. 5, 30) 'En Hij die Mij gezonden heeft, is met Mij; Hij heeft Mij niet alleen gelaten, omdat Ik altijd doe wat Hem behaagt'. (Joh. 8, 29) 'Ik ben immers uit de hemel neergedaald, niet om mijn eigen wil te doen, maar de wil van Hem die Mij gezonden heeft'. (Joh. 6, 38) Dit voortdurend volbrengen van de wil van de Vader doet eveneens denken aan de messiaanse bekentenis van de psalmist van het Oude Testament: 'In de boekrol staat mij voorgeschreven, Uw wil te volbrengen: Mijn God, dit is mijn hartewens, en in mijn boezem draag ik uw wet'. (Ps. 40, 8-9) Vgl. Hebr. 10, 7
Deze gehoorzaamheid van de Zoon - vol vreugde - bereikt haar hoogtepunt in lijden en kruis: 'Vader, als Gij wilt, laat dan deze kelk Mij voorbijgaan. Maar toch: niet mijn wil, maar uw wil geschiede!'. BOVanaf het gebed in de hof Getsemane wordt aan de bereidheid van Christus om de wil van de Vader te doen tegemoet gekomen met een overmaat aan lijden, en wordt zij die gehoorzaamheid 'tot de dood, tot de dood aan een kruis' waarover Paulus spreekt.
Door hun gelofte van gehoorzaamheid besluiten zij die aan God zijn toegewijd nederig de gehoorzaamheid van de Verlosser op een bijzondere manier na te volgen. Want de onderwerping aan de wil van God en de gehoorzaamheid aan zijn wet zijn in welke staat ook een voorwaarde voor het christelijk leven, maar in de 'religieuze staat', in de 'staat van volmaaktheid', legt de gelofte van gehoorzaamheid het hart van ieder van u, beminde broeders en zusters, de verplichting op van een bijzondere verbintenis met Christus 'die gehoorzaam werd tot de dood'. En omdat deze gehoorzaamheid van Christus een innerlijk en wezenlijk deel van het verlossingswerk vormt, zoals uit de boven aangehaalde woorden van de apostel blijkt, moet ook in het opvolgen van de evangelische raad van gehoorzaamheid een bijzonder belangrijk moment worden gezien van de 'verlossingseconomie' die heel uw roeping in de Kerk doordrenkt.
Daaruit vloeit voort die 'volkomen beschikbaarheid voor de Heilige Geest' die vooral in de Kerk werkzaam is, volgens de woorden van mijn voorganger Paulus VI in de apostolische exhortatie H. Paus Paulus VI - Apostolische Exhortatie
Evangelica Testificatio
Over de vernieuwing van het religieuze leven volgens de richtlijnen van het Tweede Vaticaans Concilie
(29 juni 1971), Vgl. H. Paus Paulus VI, Apostolische Exhortatie, Over de vernieuwing van het religieuze leven volgens de richtlijnen van het Tweede Vaticaans Concilie, Evangelica Testificatio (29 juni 1971), 6 maar die ook in de constituties van uw instellingen tot uiting komt. Daaruit vloeit die religieuze onderdanigheid voort welke aan God gewijde personen in geest van geloof betonen tegenover hun wettige oversten, die de plaats van God innemen. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de vernieuwing en aanpassing van het religieuze leven, Perfectae Caritatis (28 okt 1965), 14 In de brief aan de Hebreeën vinden wij dienaangaande een zeer veelzeggende aanwijzing: 'Gehoorzaamt uw leiders en voegt u naar hen; zij zijn dag en nacht in de weer voor uw heil, want zij zijn zich bewust van hun verantwoordelijkheid'. En de schrijver van de brief gaat verder: 'Zorgt ervoor dat zij hun taak met voldoening kunnen vervullen. Als zij steeds moeten zuchten en klagen, zou dat voor u niet voordelig zijn'. (Hebr. 13, 17)
Anderzijds moeten oversten bedenken dat zij de macht die hun door de bediening van de Kerk is toevertrouwd, in een geest van dienstbaarheid moeten uitoefenen, bereid om naar hun broeders en zusters te luisteren om beter te kunnen onderscheiden wat God van ieder van hen vraagt, zonder af te doen aan hun gezag te besluiten en te bevelen wat hun het beste voorkomt.
Samen met de zo opgevatte onderdanigheid en gehoorzaamheid gaat de houding van dienstbaarheid die heel uw leven bezielt naar het voorbeeld van de Mensenzoon die 'niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven tot losprijs voor velen'. (Mc. 10, 45) En op het beslissende ogenblik van de boodschap zegt zijn Moeder, van het begin af binnentredend in heel de heilseconomie van de verlossing: 'Zie de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woordl' (Lc. 1, 38)
Bedenkt ook, beminde broeders en zusters, dat de gehoorzaamheid waartoe u uzelf hebt verplicht door u zonder voorbehoud aan God te wijden door de professie van de evangelische raden, een bijzondere uitdrukking van innerlijke vrijheid is, juist zoals ook de definitieve uitdrukking van de vrijheid van Christus zijn gehoorzaamheid 'tot de dood' was: 'Ik geef mijn leven, om het later weer terug te nemen. Niemand neemt Mij het af, maar Ik geef het uit Mijzelf. (Joh. 10, 17-18)