
H. Paus Paulus VI - 15 juli 1971
Er bestaan in de Kerk allerlei instellingen die zich op dit werk toeleggen. En of zij nu naar een integrale ontwikkeling van de levensomstandigheden streven of onmiddellijk hulp trachten te verlenen bij rampen, al deze instellingen verdienen de allerhoogste lof. Maar het zal niemand ontgaan, dat een steeds nauwer samenwerking van deze instellingen van het hoogste belang is, opdat gezamenlijk op doelmatiger wijze sociale en charitatieve hulp kan worden verleend en de ontwikkelingsprogramma's tot een gelukkig einde kunnen worden gebracht. Ook is het van belang, dat het bij het optreden van deze instellingen tot een weloverwogen en deskundige planning komt, opdat dit niet alleen van de omstandigheden komt af te hangen of wordt geïmproviseerd en evenmin tot verspilling van krachten en hulpmiddelen leidt. Dit alles beantwoordt volledig aan de verlangens van het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie; na eraan te hebben herinnerd, dat het de plicht is van het volk van God "de ellende van deze tijd naar vermogen op te heffen en wel, zoals de aloude gewoonte in de Kerk was, niet alleen met wat men in overvloed bezit, maar ook met wat voor het eigen leven noodzakelijk is" voegden de Concilievaders hieraan toe: "De wijze van collecteren en distribueren dient, zonder star en uniform te worden geregeld, toch goed georganiseerd te zijn in de bisdommen, de naties en over de gehele wereld". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 88